Boekrecensie

Titel: Tegen de Grieken
Auteur: Flavius Josephus
Vertaling: F. J. A. M. Meijer en M. A. Wes

Uitgeverij: Ambo
Amsterdam, 1999
ISBN 90 263 1563 5
Pagina's: 229
Prijs: ƒ 59,50

Recensie door drs. G. A. Oosterom - 22 maart 2000

Theocratie bij Flavius Josephus

De laatste hand is gelegd aan de vertaling van het complete werk van de Joodse historicus Flavius Josephus. ”Tegen de Grieken” hebben de vertalers als titel gekozen. In dit werk verweert hij zich fel tegen diverse beschuldigingen, bijvoorbeeld als zouden de Joden de kop van een ezel vereren.

Zij die geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van het begrip theocratie zullen wellicht verrast zijn wanneer zij horen dat de oorsprong van dat begrip gezocht moet worden bij Flavius Josephus. Hij is namelijk de auteur van de Griekse tekst waarin dit woord voor het eerst wordt aangetroffen. Het is waarschijnlijk door Josephus zelf bedacht, naar analogie van de termen democratie en aristocratie. Kort gezegd houdt het in dat ieder zich richt op God als de bewerker van al het goede. Het politieke bestel heeft door toedoen van Mozes het karakter van een theocratie gekregen doordat „de leiding en de macht bij God werd gelegd.”

Het kader waarin Josephus deze mededeling doet, is een felle verdediging van de positie van het Joodse volk in het Romeinse Rijk. Voornaamste doelwit van dit polemische geschrift is, zoals de Latijnse titel aangeeft, Apion, een professor in het Grieks te Alexandrië. De vertalers hebben gekozen voor de titel ”Tegen de Grieken” omdat Josephus zich ook keert tegen anti-Joodse uitlatingen van andere Grieken. Het had volgens hen echter net zo goed ”Voor de Joden” of zelfs ”Tegen de Romeinen” kunnen heten. Dat Josephus zich de laatste titel niet kon veroorloven, hangt samen met de op dat moment kwetsbare positie van de Joden in Rome.

Mensenoffer
Josephus, een Joods historicus uit de eerste eeuw na Christus, verweert zich tegen diverse beschuldigingen. Zo liepen de Joden regelmatig aan tegen aantijgingen dat zij de kop van een ezel in de tempel zouden bewaren en vereren. Of dat zij in hun tempel een Griek zouden vetmesten en hem vervolgens als mensenoffer om het leven zouden brengen. Een ander hardnekkig misverstand waartegen Josephus bladzijden lang fulmineert, was dat het Joodse volk nog maar net zou bestaan en derhalve geen geschiedenis zou kennen.

In zijn verdediging bedient Josephus zich van dezelfde wapens als waarmee zijn volk aangevallen wordt. Om te bewijzen dat het Joodse volk juist zeer oud is, citeert hij niet in de eerste plaats eigen bronnen (het Oude Testament) maar Egyptische, Foenicische, Babylonische en zelfs Griekse geschriften. Bovendien laat hij het niet bij verdediging alleen. Op verschillende plaatsen gaat hij fors in de aanval en geeft hij zijn tegenstanders er flink van langs.

Op het punt van de Griekse godsdienst schrijft hij bijvoorbeeld: „Ze hebben net zoveel goden gemaakt als ze maar wilden, ze hebben hen van elkaar laten afstammen en op alle mogelijke manieren ter wereld laten komen, ze hebben elke god zijn eigen plaats en zijn eigen manier van leven toegewezen, alsof het om de diverse soorten in de dierenwereld gaat (...) Het kan toch niet anders of iedereen die een beetje bij zijn verstand is, krijgt zin om de figuren die dat allemaal bedacht hebben eens flink de oren te wassen en de grenzeloze naïveteit van de mensen die dat allemaal maar geloven eens flink aan de kaak te stellen?”

Hiertegenover stelt hij de Joodse godsdienst en prijst hij de wetten die volgens hem alle gericht zijn op de eerbied voor God in de meest ware betekenis van het woord. Vergeleken met de wetten van andere volken hebben de Joodse wetten overal oog voor. Uniek is ook dat alle Joden de gehele wet tot in detail kennen, wat een harmonische samenleving tot gevolg heeft. De superioriteit van de Joodse wetten blijkt volgens Josephus ook hierin dat de Griekse filosofen Mozes' ideeën over de ware aard van God onderschreven, maar „zij hadden niet de moed de waarheid uit te dragen onder het grote publiek.”

Burgerij
Uitermate interessante dingen schrijft Josephus over theocratie, zoals gezegd een neologisme van de auteur. Theocratie staat in zijn visie voor eerbied tegenover God, die gestalte krijgt in het leven naar de wetten. Alleen zij die zich aan die wetten houden, mogen behoren tot de burgerij. Het toezicht daarop is als bijzonder privilege toevertrouwd aan de priesters. In een theocratische samenleving bestaat dan ook geen behoefte aan pluriformiteit en staan de overgeleverde waarden niet ter discussie.

De vertaling van ”Tegen de Grieken” is de afsluiting van de volledige uitgave in het Nederlands van de werken van Flavius Josephus. Al eerder verschenen ”De Joodse oorlog”, ”Uit mijn leven” en (in drie delen) ”De oude geschiedenis van de Joden”. Voor de vertaling tekenden F. J. A. M. Meijer en M. A. Wes. Ook nu weer hebben zij een uitgave van formaat geleverd. De vertaling is van hoog niveau en leest prettig. De inleiding, die nagenoeg evenveel pagina's beslaat als de vertaling zelf, kan beschouwd worden als een aparte wetenschappelijke studie over het onderhavige onderwerp. Het geheel, kortom, is verplichte kost voor ieder die geïnteresseerd is in de Joodse geschiedenis.