Boekrecensie

Titel: 's Heeren slaaf – Het dramatische leven van Jacobus Capitein
Auteur: Henri van der Zee

Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5018 5142
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door J. M. D. de Heer - 22 maart 2000

Van der Zee beschrijft leven ontmoedigde negerdominee

Een gevecht tegen de bierkaai

Vol idealen arriveerde ds. Jacobus Capitein op fort Elmina, in het huidige Ghana, zijn geboortegrond. Vol goede bedoelingen ook om zijn landgenoten het Evangelie te brengen. Maar zijn hoogdravende preken gingen over de zwarte hoofden heen. En onder de blanke bewoners van het fort zag hij evenmin veel vrucht. De kasteelbewoners zetten zich liever aan de palmwijn en de jenever dan onder de evangeliebediening. De gefrustreerde negerpredikant vocht, concludeert journalist Henri van der Zee in zijn boek ”'s Heeren slaaf”, letterlijk tegen de bierkaai.

Het schrijven zit de Van der Zees in het bloed. Henri's broer werkte bij NRC Handelsblad, zijn dochter bij The Guardian, een nichtje bij het Algemeen Dagblad, zijn vrouw schrijft boeken en publiceert in diverse bladen. „En mijn overleden broer Wim (ds. W. R. van der Zee) was een briljant schrijver. Het was zo'n beetje de enige dominee naar wie ik graag luisterde. Eigenlijk erg om zoiets over je broer te zeggen, maar zijn manier van preken was zo subliem.”

Zelf begon Van der Zee zijn loopbaan bij De Telegraaf. Hij wisselde voor de krant van wakker Nederland diverse malen van standplaats, woonde als correspondent in Parijs, Londen, Rome en opnieuw Londen, maar had vier jaar geleden genoeg van het geschrijf voor een krant. „Ik had geen zin meer, wilde meer diepgang dan het dagelijkse nieuws en begon daarom aan een boek.” Opnieuw, beter gezegd.

Van der Zee heeft reeds diverse boeken op zijn naam staan. Sommige schreef hij samen met zijn vrouw. „We kenden elkaar nauwelijks, toen we op een goede dag gezellig zaten te praten en beiden bekenden dat we een boek wilden schrijven. Het onderwerp was snel gevonden: Willem III en zijn vrouw Mary. Hij was net als ik een Hollander, zij net als mijn vrouw een Engelse. Zo is het begonnen.”

Het volgende boek, nu van Henri alleen, kreeg als titel mee: ”Het edelste gewest; de geschiedenis van Nieuw-Nederland”. Het idee voor een nieuwe publicatie lag al klaar. „Ik wil graag iets over Nederlanders in Italië schrijven, zo in de zeventiende, achttiende eeuw.” Maar voordat er een letter op papier komt, is de oud-correspondent druk met een ander project. En dat hangt samen met het boek over Capitein.

Slavenhandel
De levensloop van deze Jacobus Elisa Joannes loopt van Afrikaanse slaaf, via veelbelovend student en gevierd redenaar in Nederland naar een diep teleurgestelde dominee, die in een Afrikaans kasteel volledig instort. Daar overlijdt hij op 1 februari 1747, op dertigjarige leeftijd.

Van der Zee kwam de negerpredikant op het spoor toen hij aan een boek over de Nederlandse slavenhandel begon. Telkens stuitte hij op de naam Capitein, wat zijn nieuwsgierigheid prikkelde. De journalist ging op zoek, stuitte op een korte biografie uit de pen van prof. A. Eekhof –„bruikbaar, goed, nuttig, maar een beetje kneuterig”– en een Engelstalig proefschrift van de Ghanese predikant David Kpobi –„heel interessant, theologisch zeer doorwrocht, maar niet geschikt voor het brede Nederlandse publiek.”

En dus ging Van der Zee zelf op onderzoek uit. „Ik wilde Capitein vooral tegen de achtergrond van de achttiende eeuw neerzetten, een plaats geven in zijn eigen tijd.”

Beschimmeld
De speurtocht naar Capitein duurde ruim twee jaar. „Ik heb alles doorgesnuffeld, meer is er niet te vinden.” Een deel van de stukken zal nooit meer boven tafel komen; de archieven van de West-Indische Compagnie (WIC) in Ghana zijn weggerot. „Ik bezocht eens een universiteitsbibliotheek in Ghana. Heel trots kwamen ze met een beschimmeld exemplaar van het boekje van Eekhof aanzetten. Ik heb er maar wat in zitten bladeren, om hun een plezier te doen.”

De belabberde staat van de bibliotheek bracht Van der Zee op een idee, wat de geboorte van zijn nieuwe project werd. „Ik heb onze ambassadeur in Ghana en zijn Ghanese collega in Den Haag voorgesteld om als ontwikkelingshulp eens een goede universiteitsbibliotheek op te zetten.”

De journalist is zelf nog op een ander front actief. Hij is voorzitter van een commissie die gelden gaat inzamelen voor de restauratie van het fort St. George d'Elmina, de standplaats van ds. Capitein aan de Goudkust. „Ik ben er vaak geweest, ook in de slavenkelder. Met subsidies van de regering zou ik het kasteel graag laten opknappen. Dat wordt nu in Den Haag overwogen. Heel leuk en spannend. Eerst wil ik dit project afmaken, dus even geen nieuw boek schrijven.”

Geen krachtfiguur
Als de biograaf 'zijn' predikant met enkele trefwoorden neerzet, vallen typeringen als sympathiek, geen krachtfiguur, kleurrijk en ook wel zielig. „Hij kreeg nu nooit eens een klopje op de schouder van zijn superieuren.”

Wat diverse onderzoekers in het midden hebben gelaten, weet Henri van der Zee zeker. Ds. Capitein pleegde zelfmoord. „Ik zie het helemaal voor me. Capitein was de laatste maanden van zijn leven een gekweld man. Waarschijnlijk is hij wanhopig de zee in gewandeld. Of hij is van een kasteeltoren gesprongen. Nee, ik denk toch dat hij zich verdronken heeft. Dat verklaart dat er niets over zijn dood is overgeleverd.”

De auteur kan zich wel wat voorstellen bij de stap van de negerpredikant. „Hij had niets meer. Terug naar Nederland kon niet, ze waren daar eigenlijk blij dat ze die zwarte dominee kwijt waren. Wat moet je met zo iemand in Nederland? Capiteins huwelijk kon hem waarschijnlijk ook niet bekoren. Ooit was hij verliefd geworden op een Afrikaans meisje. Maar de predikanten van de classis Amsterdam gruwden bij het idee dat hij een heidinnetje zou trouwen. Uiteindelijk trouwde hij met een maagd uit Nederland, die op een goede dag in Elmina arriveerde.”

Afstandelijk
Wat het leven voor de zwarte predikant vooral ondraaglijk heeft gemaakt, is de afstandelijke houding van zowel de Amsterdamse predikanten als de WIC-gedelegeerden voor buitenlandse zaken. Zij reageerden nauwelijks op de klaagtonen die Capitein aanhief toen het leven in Elmina moeilijker werd. Waren zijn brieven eerst nog bescheiden, later werden de epistels van weerszijden scherp en ook wel bitter.

Bent u wel eens boos geworden op Capitein?
„Nee, nou nee. Hoewel. Toch wel een beetje, ja. Hij liet zich snel ontmoedigen. Dan dacht ik: Zit nu niet zo te zeuren. Natuurlijk, het leven was niet gemakkelijk. Ik heb zelf ook jaren in het buitenland gezeten, in m'n eentje. Je kunt er eenzaam zijn, hoor! In mijn beginjaren hadden we een strenge hoofdredacteur. Ik kreeg af en toe een pissig briefje als de Volkskrant een bericht had, dat ik gemist had. Maar alles bij elkaar genomen had ik een vriendelijke achterban. En toch voelde ik me wel eens eenzaam.”

Vijandig
„In feite leefde Capitein in een vijandige omgeving. De Nederlanders op fort Elmina keken hem met de nek aan. Zij pikten het niet dat een zwarte dominee hen de les las. 't Was ook niet bepaald de glorie van Nederland die bij de Compagnie in dienst trad. De zwarte bevolking in de omgeving accepteerde Capitein ook al niet, omdat hij bevriend was met de Hollanders. Daar komt nog bij dat Capitein als student in Nederland over het paard was getild. Hij was beroemd, gevierd, zeker toen hij in zijn proefschrift aantoonde dat slavernij niet in strijd is met de Bijbel.

Vanzelf, ik ben het niet met die conclusie eens, Capitein heeft gemanipuleerd met bijbelteksten. Maar hij wist in feite niet eens wat slavernij was. Hij had als slaaf een goed bestaan, kreeg een liefderijke verzorging. Pas toen hij als predikant terugkeerde, kreeg hij met de echte slavernij te maken. Het gekke is dat hij vanaf die tijd nooit een woord over slavernij heeft geschreven, terwijl hij het toch wel gezien heeft, vermoed ik. Ik denk dat hij de bewindhebbers van de WIC niet voor het hoofd wilde stoten.

Veel bozer dan op Capitein ben ik op zijn Nederlandse superieuren geworden. Capitein had echt problemen, schreef daar regelmatig over, maar kreeg nietszeggende, flauwe briefjes van drie regels terug. Later werd hij giftiger en schreef brieven waarin wel wat addertjes onder het gras zaten.”

Hoog ideaal
Toen Capitein nog student in Nederland was, had hij een hoog ideaal. Hij wilde zijn landgenoten „aftrekken van hun afgodendienst en hun de weg naar de ware religie tonen.” Dat vonden de predikanten van Den Haag, die de roetzwarte jongen met veel belangstelling volgden, natuurlijk prachtig. Capitein was de juiste persoon om „in de zending” te gaan. Hij was bestand tegen het zware klimaat, hij kende de cultuur, bovendien zou hij niet duur zijn.

De bewindhebbers van de VOC en de WIC wisten op hun beurt eigenlijk niet zo goed raad met het thema zending, zegt Van der Zee. „De interesse was er niet. In feite werden zwarten als tweederangs burgers beschouwd. Als je hen probeert te bekeren, moet je hun ook gelijke rechten geven, wisten de heren. Aan de andere kant vonden ze het ook niet geweldig als ze in het oerwoud heidentje zaten te spelen. Uiteindelijk kun je dan nog beter én slaaf én christen zijn, vonden ze, hoewel ze diep in hun hart wel wisten dat slavernij niet goed was.”

Sprak Capiteins ideaal van de bekering der heidenen u aan?
„Ik kan me voorstellen wat Capitein wilde, maar zelf denk ik: Laat de mensen toch leven zoals ze willen. Zij hebben ook hun God. Ik vraag me af of wij de mensen daar zo veel hebben geholpen met het christendom. Wordt er ergens een nieuwe stam ontdekt, krijgen de mensen keurig broekjes aan en na een aantal jaar zitten ze achter de televisie. Westerse zending heeft al heel wat culturen verwoest.”

De diepste drijfveer van zending is de boodschap van het Evangelie van Jezus Christus uitdragen.
„Oké, zonder zending kennen de heidense volken Jezus Christus niet. Het christelijk geloof heeft waarde, maar Christus is voor mij niet de enige Zaligmaker. Ik ben in Indië geweest en bewonder de discipline van hindoes en moslims. Kijk dan eens naar het christendom in het Westen. Daar puilen de moskeeën en hindoetempels uit, bij ons zijn de kerken leeg.”

Romantiek
Henri van der Zee had ooit de wens zendeling worden. Hij wilde naar Indonesië. Puur voor de romantiek, geeft hij toe. „Ik heb op een gereformeerde lagere school gezeten. Waar je mee omgaat, word je mee besmet. Maar nu? Nee, nu zou ik nooit zendeling meer kunnen zijn.”

„Ik ben wel christelijk, hoewel niet gedoopt en ook niet kerkelijk meelevend.” Desondanks christelijk? „Christen zijn betekent voor mij vooral naastenliefde. Daar leef ik elke dag mee.” Vrede, gerechtigheid, heelheid der schepping, de thema's die uw overleden broer Wim bezighielden, hebben u gestempeld? „De schepping? Niet direct. Hoewel, ik ben toch wel milieubewust. Mijn vrouw is dat veel sterker. Zij is praktiserend katholiek. Bisschop Muskens, toen nog priester in Rome, zegende ons huwelijk in. Volgens mij is hij met zijn aandacht voor de armen in het voetspoor van broer Wim gegaan.”

Afrikaanse cultuur
Toen de jonge slaaf Capitein in Nederland arriveerde kreeg hij een 'goed westerse' opvoeding. De keerzijde daarvan was dat Capitein, toen hij als zendeling terugkeerde naar de Goudkust, maar moeizaam aansluiting vond bij de Afrikaanse cultuur. Hij was opgetild tot het niveau van een westerling, maar daarmee ver verwijderd van zijn landgenoten in Ghana.

Nog altijd, stelt Van der Zee vast, lijken veel westerlingen van mening te zijn dat 'primitieve' volken geholpen zouden zijn door onze inbreng. „En inderdaad, Afrika heeft veel problemen. Maar het is ook nog maar een jaar of vijftig, zestig onafhankelijk. Kijk eens naar onze eigen geschiedenis van 500 jaar geleden. 't Was een grote rommel in Europa, maar wij moesten toch zelf onze problemen opknappen. En kijk in deze tijd maar om je heen. Ik heb als journalist de primitieve stammenoorlog in Noord-Ierland gevolgd, ben in Sarajevo geweest. Ook in ons beschaafde Westen komen nog steeds zulke tragedies voor.”

Bent u door de grondige kennismaking met Capitein een ander mens geworden?
„Dat weet ik nog niet zo. Ik ben ontzettend blij dat ik Afrika heb leren kennen. Maar een ander mens? Nee, dat niet. Dat ben ik geworden door de dood van mijn dochtertje, die aan leukemie overleed. Dat heeft me diep geraakt.

Het boek over Capitein heeft me vooral veel plezier bezorgd, hoewel het speurwerk een eenzaam avontuur was. Maar op het resultaat ben ik trots. Volgens mij heb ik iets belangrijks gedaan, ik heb een boek geschreven waarmee ik echt iets wil zeggen.”