Boekrecensie

Titel: Katholieken in de twintigste eeuw
Auteur: Ton van Schaik

Uitgeverij: Anthos
Amsterdam, 1999
ISBN 90 414 0396 5
Pagina's: 167
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door K. van der Zwaag - 8 maart 2000

Rooms-katholieke kerk in Nederland ingrijpend veranderd

Verdwijning van de processies

Katholieken zijn voor het grootste deel onzichtbaar, kleurloos en sprakeloos. Ze hebben vaak niet geleerd hun eigen cultuur en geloof te verwoorden. Dat schrijft Leo Fijen in zijn Woord vooraf op het kleurrijke boek van Ton van Schaik, ”Katholieken in de twintigste eeuw”. Feijen is eindredacteur van een gelijknamige televisieserie, waarvoor Van Schaik de tekst schreef. Een boeiend portret van een kerk in ontwikkeling.

Het boek belicht in tekst en beeld de geschiedenis en de huidige situatie van de Nederlandse rooms-katholieken. Aan bod komen: onderwijs, verenigingsleven, hiërarchie, gezin en seksualiteit, eredienst, rituelen van doop tot dood, kerk en kunst, sociale beweging, kloosterleven, caritas, missie, media en politiek, oecumene en volksgeloof. Per hoofdstuk worden enkele belangrijke hoogtepunten genoemd. Ook verhalen van bekende rooms-katholieken zoals Hans van Mierlo, Kees Fens, Michel van der Plas en Herman Bode zijn opgenomen.

Veel veranderd
Er is veel veranderd sinds in Nederland in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld. Tot het midden van de jaren vijftig was die erfenis dankbaar en haast kritiekloos doorgegeven en uitgebouwd. Rond 1960 kwam de rooms-katholieke gemeenschap op de tocht te staan. Het geestelijk gezag boette in de jaren zestig in aan kracht: de verering sloeg over naar reserve, kritiek en opstandigheid. „Het gezag moest zichzelf bewijzen, de macht werd gewantrouwd, pretenties werden doorgeprikt, in en buiten de kerk”, aldus Van Schaik.

Er is inderdaad veel veranderd. Vroeger trok een sacramentsprocessie de straat op in de openlucht, met meisjes in het wit, kleurige jonge misdienaartjes en helemaal achteraan liep de priester met in zijn handen de monstrans met het eucharistisch brood, de hostie. Mensen bogen voor de 'werkelijke' tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van het brood. Maar nu: de altaren werden verplaatst of vervangen, de beelden werden opgeruimd, er verdween in Nederland zelfs een sacrament: dat van boete en vergeving, vroeger bekend als de biecht. In plaats daarvan kwamen gemeenschappelijke boetevieringen. Zelfs op het sterfbed wordt nog nauwelijks gebiecht. De praktijk is dat er intussen een groep jonge priesters is die nooit heeft gebiecht.

Proefpolder
Na het concilie in Noordwijkerhout (1968-1970) werd heel de Nederlandse kerkprovincie één liturgische proefpolder. Daarna volgde op de experimentenmoeheid de vraag naar meer duurzaamheid. Ook de traditionele pastoor is verdwenen. De pastoraal werkers, mannen of vrouwen, namen veel van zijn taken over. Heel wat priesters hadden een huwelijk gesloten en moesten daarvoor hun werk opgeven. Nieuwe aanwas was er echter nauwelijks.

Ook het vagevuur ging op de helling. Baby's moesten vroeger direct gedoopt worden, want gestorven ongedoopte kinderen zouden in het „voorgeborchte” komen. „Het voorgeborchte is nu opgeborgen op de theologische rommelzolder.” Ook is er al lang niet meer de plicht elke zondag de mis bij te wonen, vroeger zelfs een doodzonde.

Ook de oude afstand tussen clerus en leken is minder geworden. „Veel pastores worden door de gelovigen bij de voornaam genoemd, de bisschoppen krijgen meer kritiek dan betuigingen van gehoorzaamheid te verwerken, en wat de paus zegt wordt bij voorbaat met reserve ontvangen. Er is in een eeuw veel veranderd.”

Ik kan nog veel meer voorbeelden noemen van de geweldige omslag in de Nederlandse kerkprovincie. Wie interesse heeft, leze dit boek, dat ook aardig is vanwege de vele illustraties. In een epiloog wordt verklaard dat door de ontkerkelijking en de ontkerstening veel van de roomse buitenkant nauwelijks een binnenkant had. Een traditie die niet door een levend geloof wordt gevoed, zal het eens onherroepelijk begeven. Een waarschuwing ook voor de reformatorische kerken. Nergens was een zuil zo doortimmerd en uitgesplitst in Nederland als die van de rooms-katholieken. Er is niets meer van over.