Boekrecensie

Titel: Van Mafeking tot Robbeneiland. Zuid-Afrika in de Nederlandse literatuur 1896-1996
Auteur: Wilfred Jonckheere

Uitgeverij: Vantilt
Nijmegen, 1999
ISBN 90 756 9721 X
Pagina's: 224
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. S. Huigen - 2 februari 2000

De helden van de
Boerenoorlog

Voor de schrijver Louwrens Penning en veel van zijn tijdgenoten waren de Boeren in Zuid-Afrika een soort super-Nederlanders. Het was een volk „vol heldenmoed”, diep religieus, zich bewust van zijn wortels in het Nederlandse verleden. In ”Van Mafeking tot Robbeneiland” komt de neerlandicus Wilfred Jonckheere tot de conclusie dat de invloed van Penning en andere populaire schrijvers op het Nederlandse beeld van Zuid-Afrika moeilijk onderschat kan worden.

Tot vandaag is Zuid-Afrika voor Nederlanders een bijzonder buitenland. Wat daar gebeurt, gaat ze op de een of andere manier altijd erg ter harte. Toen Nelson Mandela in 1990 voor het eerst Amsterdam bezocht, werd hij door een grote menigte toegejuicht. Precies negentig jaar eerder was dat ook gebeurd met de gevluchte Transvaalse president Paul Kruger.

Die belangstelling was niet altijd zo groot. Toen het Nederlandse bewind over de Kaapkolonie aan het begin van de negentiende eeuw beëindigd was, verdwenen Zuid-Afrika en de Nederlandse kolonisten snel uit het blikveld. Zo nu en dan verscheen er eens een boek over de Voortrekkers of de zending in Zuid-Afrika, waarin men zich beklaagde over de achterlijkheid van de Nederlandstalige kolonisten en hun hardhandige optreden jegens de inheemse bevolking.

Heldenvolk
Pas rond 1880 begon in dit relatieve zwijgen verandering te komen. De Transvalers hadden het Engelse juk afgeworpen. Dat wekte bewondering. Men ontdekte de ”neven” in Zuid-Afrika, die dingen deden waarvan Nederlanders alleen konden dromen als ze terugdachten aan de gloriedagen van de zestiende en zeventiende eeuw. Men had een 'stamverwant' volk ontdekt. Toen de Boerenoorlog in 1899 uitbrak, draaide de stamverwante pers op hoge toeren. Geld werd ingezameld, petities werden ondertekend, stadswijken werden vernoemd naar Boerengeneraals, vrijwilligers meldden zich aan om aan de kant van de Boeren te vechten en er begonnen romans en gedichten te verschijnen over het 'heldenvolk' in Zuid-Afrika.

Het bereik van deze literatuur was groot. Niet alleen schreven de Tachtigers sonnetten over de heldhaftige strijd van de Boeren tegen de toenmalige supermacht Engeland, maar ook schreef Louwrens Penning spannende jeugdverhalen die in voor die tijd grote oplagen gedrukt werden. Over deze Zuid-Afrikaliteratuur schreef de Zuid-Afrikaanse neerlandicus Wilfred Jonckheere een boek, waarin hij de ontwikkeling volgt van het beeld van Zuid-Afrika in de Nederlandse literatuur tussen 1896 en 1996.

Jonckheere beperkt zich bij zijn onderzoek niet tot de 'hoge', gecanoniseerde literatuur. Als hij dat gedaan zou hebben, was zijn boek niet zo dik geworden. Kloos, Verwey, Van Eeden, Boutens en later H. C. ten Berge en Adriaan van Dis schreven weliswaar heel wat over Zuid-Afrika, maar van grotere invloed was toch het beeld dat door de populaire literatuur werd overgedragen.

Model voor Nederlanders
Onovertroffen in dit opzicht was het werk van Louwrens Penning (1854-1927). Boeken met titels als ”De leeuw van Modderspruit” (1899), ”De held van Spionkop” (1901) en ”De overwinnaar van Nooitgedacht” (1904) bereikten een enorm publiek. Jonge helden bonden daarin de strijd aan tegen de perfide Engelsen of barbaarse ”kaffers”.

De boeken verschenen in de eerste druk al in een oplaag van tienduizenden exemplaren en werden tot in de jaren tachtig herdrukt. Daarmee is Penning een van de populairste schrijvers in de Nederlandse literatuur van de afgelopen eeuw geworden. Zijn invloed op het Nederlandse beeld van Zuid-Afrika kan daarom moeilijk onderschat worden.

Het opmerkelijke aan Pennings schrijverschap was dat hij pas aan het einde van zijn leven Zuid-Afrika bezocht. Hij construeerde zijn beeld van Zuid-Afrika op basis van krantenberichten en andere publicaties. Voor Penning en veel van zijn tijdgenoten waren de Boeren een soort super-Nederlanders. Het was een volk „vol heldenmoed”, diep religieus en zich bewust van zijn wortels in het Nederlandse verleden. De Boeren deden, wat de Nederlanders voor het laatst in de Tachtigjarige Oorlog hadden durven doen. Ze vormden daarmee een model voor de Nederlandse lezer.

Door dit beeld te geven van de Afrikaners, speelde Penning in op het negatieve Nederlandse zelfbeeld aan het begin van de twintigste eeuw. Algemeen bestond de gedachte dat men laag gezonken was sinds de gloriedagen van de zeventiende eeuw. De Nederlandse eer werd echter gered door de wat primitieve, verre ”neven” in Zuid-Afrika, een „krachtige loot van de Nederlandse stam” die voor het decadente Nederland een navolgenswaardig model was.

Apartheid
Dit beeld van Zuid-Afrika was mede dankzij de herdrukken van Pennings werk bijzonder hardnekkig en wijdverbreid. Daarom bezocht de socialistische voorman Willem Drees Zuid-Afrika in 1953, toen men in dit land al druk doende was om de later zo verfoeide apartheidspolitiek te vestigen. Pas na 1960 begint het tij langzaam te keren. De eens zo geroemde Boer wordt langzaam de verpersoonlijking van het kwaad dat apartheid heet.

Ook hierbij speelde het Nederlandse zelfbeeld een rol. Nederland had tijdens de Duitse bezetting slechte ervaringen opgedaan met racisme en het was vooral in de jaren zestig en zeventig dat het publieke debat over de Tweede Wereldoorlog op gang kwam. Men begon bovendien een slecht geweten te krijgen over het eigen koloniale verleden. Sommige Nederlandse kamerleden en dominees drongen nu aan op een veroordeling van het apartheidsbeleid. In de Nederlandse literatuur had dit ook een klein golfje tot gevolg. Hoewel de omvang kleiner was, resulteerde deze tweede golf van belangstelling volgens Jonckheere wel in literair werk van een hogere kwaliteit dan de publicaties uit de tijd van de Boerenoorlog.

Vlaamse literatuur
Jonckheeres ”Van Mafeking tot Robbeneiland” is een nuttig boek. Het geeft inzicht in de manier waarop een cultuur als de Nederlandse zich bedient van een ver buitenland voor de verbeelding van zijn eigen idealen en vijandbeelden. Problematisch vond ik alleen de wijze waarop Jonckheere de Vlaamse literatuur over Zuid-Afrika verspreid over zijn boek aan de orde stelt. Hij geeft zelf toe dat de verhouding tussen Vlaanderen en Zuid-Afrika heel anders was dan die tussen Nederland en Zuid-Afrika: er bestonden geen koloniale banden, er woonden nauwelijks Vlamingen in Zuid-Afrika en in religieus opzicht was er een grote kloof tussen calvinistische Afrikaners en rooms-katholieke Vlamingen. De afstand was groter.

Bovendien vormde de taalstrijd in Vlaanderen nog een speciale factor in de Vlaamse literatuur over Zuid-Afrika. Omdat de culturele omstandigheden in Vlaanderen zo sterk verschilden van die in Nederland, zou het beter zijn geweest de Vlaamse literatuur over Zuid-Afrika in een apart hoofdstuk te behandelen, in plaats van verspreid over het boek in hoofdstukken die grotendeels handelen over het Nederlandse literaire beeld van Zuid-Afrika.

Niettemin is ”Van Mafeking tot Robbeneiland” een verdienstelijk boek, doordat het zoveel materiaal boven tafel haalt en ook omdat het een zeldzaam voorbeeld is van een studie over moderne Nederlandse literatuur waarbij ook volksschrijvers betrokken worden.