Boekrecensie

Titel: Zuster, kom toch over
Auteur: Ulbe B. Bakker

Uitgeverij: Ulbe B. Bakker
Winsum, 1999
ISBN 90 9012854 9
Pagina's: 495
Prijs: ƒ 59,50

Recensie door G. Th. A. Janssen - 19 januari 2000

Schetsen over leven van emigrantenfamilie

Beter brood
zoeken in Amerika

„Wij zijn hier in dit verre westen, ik had gedacht dat wij haast uit de Kristenwereld in de heidenwereld zouden komen, maar God heeft ons zo niet geleid. Ik zou haast zeggen of zo ik niet bedrogen word, dan hebben we vele gebeden. Ja, kinderen Gods, Nederland verlaten om in Amerika hun brood te zoeken en hebben naar hun te horen geen spijt.” Een citaat uit de historische 'schat' van Winsum: ”Zuster, kom toch over”.

Naar Amerika. Vele tienduizenden landgenoten ondernamen die stap de afgelopen 160 jaar. Weg van de honger en armoede in hun eigen omgeving, in de hoop op een betere toekomst ergens ver weg. In de beginperiode waren ook de religieuze vervolgingen van de Afgescheidenen een belangrijke motivatie om te emigreren.

Eigenlijk hebben ze allemaal hetzelfde verhaal: de armoedige omstandigheden in Nederland, de zware overtocht per schip, de tegenslagen in het nieuwe land en uiteindelijk, na vele jaren, een beter bestaan. En zo verging het ook de Friese boer Lieuwe Jorrits de Jong uit Hijlaard met zijn gezin. Hij vertrok in 1894 naar Zuid-Dakota in de Verenigde Staten. Alleen dochter Baaye, getrouwd met Gerrit Bakker, bleef achter. Zonder haar zou het boek ”Zuster, kom toch over” nooit zijn ontstaan.

Het 500 pagina's dikke en tweetalige (Nederlands-Engels) werk is op historisch terrein een soort goudschat. Nog nooit eerder werd op deze wijze zo'n langdurige correspondentie van een emigrantenfamilie in twee talen beschikbaar gesteld. Meer dan 180 brieven zijn uit een periode van bijna dertig jaar bewaard gebleven; dankzij Baaye Bakker-de Jong. Ze koesterde de geschriften aan haar hart. Het waren de enige stoffelijke banden met vader en moeder, broers en zussen.

Eerbetoon
Kleinzoon Ulbe B. Bakker heeft de brieven gebundeld tot een opmerkelijk interessant document. „Het is een eerbetoon aan mijn grootmoeder”, zegt hij zelf. Persoonlijk heeft hij deze „bescheiden” vrouw nooit gekend. Ze overleed in februari 1951. Vier maanden later werd Ulbe geboren.

De schrijver kent haar dus alleen van verhalen. „Ze miste haar familie erg. Ze zat vaak te huilen als ze hun brieven las. Dat heeft haar leven voor een groot deel getekend. Nooit hebben ze elkaar meer teruggezien.”

In dezelfde ruimte waar Baaye de brieven las, heeft Ulbe ze vertaald achter zijn computer. Al deze levenstekens uit het verre Amerika werden netjes bewaard in dozen. Na een korte zwerftocht kwamen ze uiteindelijk bij kleinzoon Ulbe terecht. Lang bleven ze nog onder het stof liggen. Pas tijdens een bezoek aan zijn Amerikaanse familie ontstond bij de Fries het idee om ze te ontsluiten. En dat was niet bepaald eenvoudig. „Je moet niet vergeten dat ze in die tijd nauwelijks schrijven konden. Bovendien staan ze vol met friesismen.”

Alleen de brieven van de emigrantenfamilie zijn bewaard gebleven. De antwoorden die Baaye stuurde, zijn in Amerika verloren gegaan. Uit de replieken is soms wel te lezen wat erin moet hebben gestaan. De lening van Gerrit en Baaye aan hun familie aan de overzijde van de oceaan loopt als een rode draad door de geschiedenis. Steeds maar weer krijgen de achterblijvers te horen dat oogsten mislukt zijn en er dus nog niet terugbetaald kon worden. „Het was met name opa die daar steeds om vroeg”, vertelt Ulbe. „Hij was in dat opzicht niet zo makkelijk als mijn grootmoeder.”

Inleiding
Pas na een bezoek van de schrijver aan de historica dr. Annemieke Galema bleek de uniciteit van de brieven. Aangestoken door haar enthousiasme ging Ulbe aan het vertalen. Het duurde vier jaar voordat de geschriften enigszins leesbaar in de computer waren ingevoerd. Om het boek van een kader te voorzien, was de Friese historica bereid de brieven in een juiste context te plaatsen. In een achttien pagina's tellende impressie beschrijft ze de motivatie van landverhuizers om te vertrekken en de problemen waarmee deze mensen onderweg te maken kregen. Galema is gepromoveerd op het onderwerp emigratie en dus deskundig op dat terrein.

Een duidelijk minpunt bij veel historici is echter dat ze het onderwerp te wetenschappelijk benaderen, waarbij de emotie van mensen wordt weggeredeneerd. Zo ook hier. Het is leesbaar en interessant, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Pas na de inleiding begint het boek van Bakker echt te leven.

Trots
De motivatie van Lieuwe de Jong, een volgeling van Kuyper, om Nederland vaarwel te zeggen, was een puur economische. Zijn bedrijf in Nederland ging failliet door de grote risico's die hij nam. Hij was te trots om als knecht zijn brood te verdienen en koos daarom voor een nieuw bestaan in Amerika. Kennissen in Zuid-Dakota haalden Lieuwe daartoe over. En zoals gebruikelijk, werd het nieuwe land een stuk aangenamer voorgesteld dan het in werkelijkheid was.

Waarom Lieuwe en zijn gezin kozen voor de relatief onvruchtbare prairies van Nieuw-Holland in Zuid-Dakota, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk kon hij daar redelijk goedkoop aan een vervallen boerderij komen. Maar voorbereid op de klimatologische omstandigheden was hij duidelijk niet. Het gebied werd geteisterd door strenge winters en extreem droge zomers. Bovendien koos de veeboer voor in hoofdzaak landbouw. Een tweede fout. De eerste vijf jaar boerden ze dan ook alleen maar achteruit. Het meegebrachte en geleende geld uit Nederland, vermoedelijk zo'n 4000 gulden, was dan ook snel op. Ook ter plaatse werd nog geld geleend. Er werden tweehonderd akkers gekocht en wat koeien, paarden en varkens.

Kerkelijk
Kerkelijk had de gereformeerde Fries het daar goed naar zijn zin. Dat had hij niet helemaal verwacht, zoals ook uit een van zijn brieven blijkt. „Ik had gedacht dat wij haast uit de Kristenwereld in de heidenwereld zouden komen.” Hoewel dat niet helemaal uit de brieven te halen is, heeft Lieuwe zich met zijn vrouw en zeven kinderen vermoedelijk al snel aangesloten bij de behoudende Christian Reformed Churches (Ware Hollandsche Gereformeerde Kerk), die in 1857 ontstond uit de Dutch Reformed Church (Hollandse Gereformeerde Kerk). Ze gaan zelfs driemaal per zondag naar de grote kerkelijke gemeente van de stad (Nieuw-Holland).

„Het zijn hier mensen die God dienen en vresen. Moeder zegt u moet u maar reisvaardig maken. Het lijkt mij ook goed toe als u het land goed verkopen kunt. Het is Gerrit zijn werk hier net en past hier wel. Zuster, kom toch over.” Steeds proberen de emigranten Baaye en Gerrit over te halen om ook naar het 'beloofde land' te vertrekken, maar het is met name deze laatste die zijn poot stijf houdt. En ongetwijfeld zal zijn standpunt alleen maar gesterkt zijn door de brieven die later volgen. „Ik ben erg bang voor die Indianen en ratelslangen... Het regent hier haast nooit. En hier ben ook veel boeren die geen water hebben... Wij hebben van de zomer niets gemaakt van onze vruchten. Het is allemaal door de hete winden verteerd en verbrand... De toestand is hier over het algemeen slecht...”

Avontuur
Zo gaat het verder. Allemaal verklaringen waarom de lening aan Gerrit nog niet afgelost kon worden. Omdat die laatste het niet slecht had –want anders kun je niet zomaar een paar duizend gulden aan je familie lenen–, was hij niet van plan om zich in een onzeker avontuur te storten. Bovendien waren de Bakkers wars van het nemen van al te veel risico's, verklaart Ulbe, in tegenstelling tot Lieuwe de Jong.

Natuurlijk waren er ook positieve berichten en die werden vooral gebruikt om Gerrit over te halen. Zonder succes. De laatste brief uit Amerika dateert van 10 maart 1928. De kinderen van Lieuwe zijn dan getrouwd en hebben zich gevestigd in andere delen van Zuid-Dakota of de VS. Zelf leeft de landverhuizer dan nog, maar zijn vrouw Tjitske is inmiddels al overleden (1920). Slechts één lid van het gezin ging na 1900 niet meer naar de kerk. Ook nu nog zijn de meeste nakomelingen van de Friese emigrantenfamilie lid van de Reformed en Christian Reformed Churches.

”Zuster, komt toch over” is een bijzonder en af en toe aangrijpend document. Soms is het taalgebruik wat ingewikkeld, omdat zo veel mogelijk de originele schrijfstijl bewaard is gebleven. Desondanks is het toch vrij vlot te lezen en biedt het een uitstekend inzicht in de lotgevallen van een emigrantenfamilie. Jammer is dat er waarschijnlijk enkele brieven verloren zijn gegaan, zodat een enkele keer het verband even weg is. Zo is er bijvoorbeeld een gat van twee jaar in de briefwisseling. ”Zuster, kom toch over” spreekt bovendien van Gods hand en leiding in het leven van een eenvoudige emigrantenfamilie.