Boekrecensie

Titel: Het leven aan het Franse hof
Auteur: Emmanuel Le Roy Ladurie

Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 1999
ISBN 90 3512 074 4
Pagina's: 338
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 19 januari 2000

Historicus Le Roy Ladurie is meester in uitmelken van zijn bron

Promotie van de Franse hofadel

„Never change a winning team”, moet Emmanuel Le Roy Ladurie gedacht hebben. Geef mij een historisch rechtbankverslag, reisverhaal of een dagboek en ik maak er een bestseller van. Maakt niet uit of het gaat om een laatmiddeleeuws carnaval, een ketters bergdorpje of een geleerde wereldreiziger in de vroegmoderne tijd. Opnieuw heeft de Franse historicus toegeslagen, nu met ”Het leven aan het Franse hof”, gebaseerd op het egodocument van Louis de Rouvroy (1675-1755), sinds 1693 hertog van Saint-Simon.

Van Saint-Simon komen we weinig meer te weten dan dat hij gelukkig getrouwd was, als diplomaat naar Spanje is gestuurd, een tijdje raadsheer was van de Zonnekoning met de rood gelakte schoentjes en meestentijds op kasteel Meudon de scepter zwaaide. Kortom, als hij niet vanaf 1739 aan de tientallen delen van zijn ”Memoires” had gewerkt, was hij al lang in de vergetelheid weggezakt.

Aangezien onze edelman sinds 1710 over maar liefst vijf kamers met keuken in de noordelijke vleugel van het paleis in Versailles beschikte, was hij in staat om zich haarfijn op de hoogte te stellen van de vele eigenaardige gewoontes rond de rangen en standen aan het hof van koning Lodewijk XIV. Want hierin was Saint-Simon nog het allermeest geïnteresseerd: in het stijgen en dalen op de ladder van de hiërarchie binnen de decadente hofkliek.

Armleuningen
Een goede illustratie was de strijd om een stoel in de nabijheid van de koning: „De koning wenste geen tussenoplossing in het protocol. De hertog van Lorraine beweerde dat hij op een stoel met leuningen moest zitten in het bijzijn van Monsieur en mijzelf... Monsieur wil wel een stoel met rugleuning geven en de koning stemt hiermee in, maar de hertog wil behandeld worden als een keurvorst en dat aanvaardt de koning niet.”

Ja, zelfs voor een stoel zonder armleuningen had men alles over, zoals blijkt uit het leven van een ambitieuze jongedame. „De oude hertog de Gesvres hertrouwde op zijn tachtigste met juffrouw De la Chesnelay, met de familienaam Rommilley, mooi en welgeschapen, en rijk, die hierin toestemde omdat zij een hertogelijke taboeret ambieerde. De oude man wilde de krasse kerel uithangen bij het bruiloftsmaal. Daar werd hij voor gestraft, en de bruid nog meer: hij deed zijn behoefte door het hele bed, zodat alles verschoond moest worden. Men kan zich de gevolgen van een dergelijk huwelijk voorstellen.”

Wat Le Roy Ladurie niet waarmaakt, is de titel die de Nederlandse uitgever heeft gefabriceerd van het originele „Saint-Simon ou le système de la Cour” (St.-S of het systeem aan het hof). Want we krijgen helemaal geen compleet beeld van het leven aan het Franse hof, sterker nog, als een geschiedenisstudent bij het schrijven van zijn doctoraalscriptie zich vrijwel uitsluitend op één enkele verhalende bron zou verlaten, is het de vraag of hij wel zou slagen.

Onderhoudend
Bevat dit boek dan een nieuwe wetenschappelijke visie op de wijze waarop de hofadel promotie kon maken? Ik heb mijn twijfels. Op het juiste moment via een hoog huwelijk op de carrousel klauteren en vervolgens via overspel van de ene stoel naar de andere dansen, is toch geen sensationele ontdekking?

Wat Le Roy Ladurie wel meesterlijk doet, is zijn bron uitmelken en op onderhoudende wijze presenteren. Zo rekent hij uit dat magistraten gemiddeld 70, edelen 60 en militairen die de slagvelden overleefden 63 jaar oud werden. Jammer dat boeren en soldaten in zijn tabellen ontbreken. Voor mij nieuw was juist in het zesde hoofdstuk (dat vrijwel niet op het hof betrekking heeft...) te lezen hoe edelen afstand deden van hun grootse en meeslepende leventje, om zich aan God en de naaste te wijden.

Indrukwekkend zijn de katholieke en jansenistische (zeg maar, half protestante) voorbeelden van transformaties van verdorven edelman in vroom kluizenaar. Zoals Jean-Francois Le Haguais, voorheen advocaat bij het parlement, die van 1708-1723 teruggetrokken in Parijs leefde, berouwvol en zwijgend, omdat hij in zijn jeugd de bijtendste kwinkslagen had gedebiteerd. Of zoals Charmel, edelman uit de Champagne, verwoed gokker en graag gezien aan het hof, die door lezing van populaire werk van de protestantse Jacques Abbadie, ”De la vérité de la religion chrétienne”, juist weer aangetrokken werd tot het rooms-katholicisme. Hij droeg 25 jaar lang een haren boetekleed, gordels met ijzeren punten en bleef op Goede Vrijdag in het trappistenklooster staan, „zonder steun of van houding te veranderen” van 04.00 tot 10.00 uur 's ochtends.

Klapstoeltje
Nog frappanter was het huwelijk tussen de vrome Elisabeth, hertogin d'Alencon, gebocheld en misvormd, en de hertog de Guise. Zij was als koninklijke nazate veel hoger in afkomst en rang dan haar man Louis-Joseph, die slechts een weinig bovenmodale hertog was. Vaak zocht ze haar toevlucht in de abdij van La Trappe, waar ze een huis bewoonde naast de buitenmuur. Hier werd veel tijd besteed aan bidden en vasten en het doen van goede werken. Als ze weer bij haar man was en ze dineerden, bleef hij staan, totdat ze hem wenkte dat hij kon zitten. In haar nabijheid had hij zelfs niet eens de beschikking over een vaste stoel, maar een eenvoudig klapstoeltje.

Saint-Simon, die zowel echte godsvrucht als sociale vastigheid kon appreciëren, tekent hierbij goedkeurend aan: „Zonder dat de waardigheid van haar ook maar iets afnam en zonder dat die van Mijnheer de Guise door dit goede huwelijk ook maar enigszins werd vergroot.”