Boekrecensie

Titel: Zo beginnen verhalen
Auteur: Amos Oz; vert. G. Daniel Bugel-Shunra

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1999
ISBN 90 290 5869 2
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 32,90

Titel: Aan een jonge romanschrijver
Auteur: Mario Vargas Llosa; vert. Francine Mendelaar

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1999
ISBN 90 290 5870 6
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 32,90

Recensie door Enny de Bruijn - 5 januari 2000

Mario Vargas Llosa: Vroegrijpe schrijvers bestaan niet

De wereld door een glas-in-loodraam

Wie denkt dat hij schrijven kan leren uit een boek, vergist zich. Toch waagden twee van de grootste romanschrijvers van onze tijd zich aan een soort 'handleiding': Amos Oz en Mario Vargas Llosa. Wie namelijk denkt dat hij zónder boeken schrijver kan worden, vergist zich even erg.

Beperkt de Hebreeuwse schrijver Amos Oz zich tot een duidelijk afgebakend terrein –het begin van een verhaal–, de Zuid-Amerikaan Mario Vargas Llosa vangt aan bij de roeping van de schrijver, behandelt vervolgens de hele verteltechniek in een notendop en eindigt met de raad: „Beste vriend, ik probeer u te vertellen dat u alles wat u in mijn brieven over de vorm van de roman heeft gelezen moet vergeten en dat u onmiddellijk een roman moet gaan schrijven.”

Paradoxen
Llosa's ”Aan een jonge romanschrijver” zit vol paradoxen: „De oorsprong van alle verhalen is de ervaring van degene die ze verzint.” Maar ook: „Een roman die niet emancipeert van zijn auteur en slechts een biografisch document is, is uiteraard mislukt.” „Fictie is een leugen die een diepe waarheid verhult; het is het leven dat er niet was, het leven dat mannen en vrouwen uit een bepaalde tijd wilden maar niet konden leiden, en daarom moesten ze het verzinnen.”

Nergens verveelt Llosa zijn lezers, en dat mag een prestatie heten. Onderwerpen zoals perspectief, ruimte, tijd, verteller, spanningsboog enzovoort zijn toch enigszins taai van karakter, maar de auteur weet er iets sappigs van te maken. Waarschijnlijk komt dat voor een deel door de briefvorm –de stof is in overzichtelijke stukjes geknipt en de lezer voelt zich persoonlijk aangesproken–, maar ook door de pittige uitspraken en verrassende beelden waarmee de auteur zijn betoog illustreert.

Het boek bevat tal van kernachtige uitspraken, de moeite van het onthouden waard. „Vroegrijpe schrijvers bestaan niet.” „Ik geloof dat literatuur de best bedachte remedie is tegen ongelukkig zijn.” „Niemand kan een ander leren creëren; hoogstens lezen en schrijven.”

Beginzinnen
Vergeleken met Llosa's overzichtswerkje lijkt ”Zo beginnen verhalen” van Amos Oz veel beperkter. Om precies te zijn: het gaat over beginzinnen, meer niet. Maar aangezien er weinig zo bepalend is voor de inhoud van een verhaal als een openingszin, gaat het boek in feite toch over het totale schrijfproces. Aan de hand van een aantal grote schrijvers –Gogol, Dostojevski, Fontane, Kafka, Joyce en diverse anderen– laat Amos Oz zien hoe romans kúnnen beginnen. Daarbij komt hij tot een op het eerste gezicht opmerkelijke, maar bij nader inzien toch ook heel logische gevolgtrekking: de eerste zin, de eerste scène werkt als spiegel van het hele verhaal – althans, bij goede schrijvers.

Het blijkt een voortreffelijke manier om het geheim van een verhaal op het spoor te komen. Aan de hand van Amos Oz voel je je als lezer meegevoerd, verder dan je zelf zou kunnen komen. Twaalf analyses van verhalen en romans laten evenzoveel facetten van het schrijverschap zien.

De auteur eindigt met een diepzinnige beschouwing van het wezen van literatuur, waarbij hij het verschil tussen historici en literatoren als uitgangspunt neemt: „De geleerde kiest meestal die woorden die wat hij schrijft zo transparant mogelijk maken. De taal van de dichter daarentegen heeft meer iets van een glas-in-loodraam. Maar wie kan zeggen welk van de twee nauwkeuriger is, het gewone raam of het glas-in-loodraam? (...) De wereld zoals we die zien door een gewoon glazen raam is niet meer of minder zeker dan de wereld die we zien door een glas-in-loodraam. Het licht dat beide werelden beschijnt is immers hetzelfde, of het nu door een gewoon raam valt of door een glas-in-loodraam – het is altijd een combinatie van licht van binnenuit en licht van buitenaf. Hoeveel licht er van binnen komt en hoeveel van buiten, weet ik niet. Wie het weet, mag het zeggen.”

Vallen en opstaan
Eén ding is duidelijk: zelfs na al deze beschouwingen over het vak, valt het geheim van het schrijverschap niet samen te vatten. Het ontglipt je. Wie schrijver wil worden, moet van nature een schrijver zijn. Maar wie schrijver wil worden, zal ook met vallen en opstaan het vak moeten leren. Het enige middel daartoe: anderen de kunst afkijken. In dat opzicht willen Mario Vargas Llosa en Amos Oz beginnende vakbroeders op weg helpen.