Boekrecensie

Titel: De moord op Karel de Goede
Auteurs: Raoul van Caenegem en Albert Demyttenaere

Uitgeverij: Davidsfonds
Leuven 1999
ISBN 90 6152 686 8
Pagina's: 280
Prijs: ƒ 45,00

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 5 januari 2000

De moordenaars
van Karel de Goede

De Engelsen plegen hardnekkig vast te houden aan hun gewoonte om de vroege Middeleeuwen aan te duiden met ”Dark Ages” of duistere eeuwen. Duister, omdat er weinig teksten uit overgeleverd zijn en we ons licht er niet op kunnen laten schijnen, maar ook duister omdat de gegevens die we boven tafel hebben slechts reppen van oorlog, volksverhuizingen, honger en moord, Attila en Redbod.

Er is niks op tegen om na het wegblijven van de noormannen rond het jaar 1000 de duistere eeuwen langzaam te laten overgaan in hoogzomerse Middeleeuwen en deze na 1400 in het even schitterende als schelle herfsttij. Al was het maar omdat na 1000 de eerste teksten van formaat binnendruppelen.

Waar wij in Holland kunnen smullen van ”De Diversitate Temporum” –vrij vertaald met ”Gebeurtenissen van deze tijd” van Alpertus van Metz, die bijvoorbeeld ooggetuigen van de slag bij Vlaardingen in 1018 interviewde en ons vertelt hoe uit een Amersfoorts klooster door Utrechtse geestelijken het lichaam van hun geliefde bisschop werd meegeroofd– daar hebben onze zuiderburen ”Galbertus Notarius Brugensis” oftewel ”Het dagboek van Galbert van Brugge” uit 1127-1128. Het is zelfs het eerste dagboek dat is overgeleverd.

Wastafeltjes
Albert Demyttenaere, docent middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, heeft het dagboek uit het Latijn vertaald en de geëmeriteerde hoogleraar Raoul van Caenegem heeft deze hertaling van een spetterende inleiding voorzien. In plaats van achter een pc in een stille studeerkamer bevond Galbert zich te midden van strijdgewoel: „Bij zo'n grote chaos en overal huisbranden, 's nachts vanuit de burcht met brandende pijlen op de daken aangericht en zelfs van buiten de burcht door op buit beluste bandieten, heb ik, Galbert, omdat ik geen plaats had om te schrijven, de kern der gebeurtenissen op wastafeltjes genoteerd om dan, in afwachting van een ogenblik rust overdag of 's nachts, het onderhavige verhaal naar het verloop van de gebeurtenissen te ordenen.”

Hem bezielde als geestelijke wat ook andere schrijvers heeft gedreven, namelijk de wens om te laten zien hoe God in deze wereld de boze mensen straft. Vandaar zijn toevoeging: „In mijn benarde positie heb ik het ten behoeve van de gelovigen overgeschreven.”

De aanleiding voor Galbert om zijn hart te luchten was een dramatische gebeurtenis in de vroege ochtend van de tweede maart 1127 in de Brugse Sint-Donatiaanskerk. Daar werd de graaf van Vlaanderen, Karel de Goede, vermoord door leden van de partij van de Erembalden, die onder andere het ambt van proost en burggraaf bekleedden en afgunstig waren op de populaire graaf. Karel had zijn doodvonnis getekend door de verwoesting van de burcht van een van de Erembalden, Borsiard genaamd.

Ontknoping
Galbert tekent heet van naald op hoe de Bruggelingen na de „ondaad” verlamd waren van schrik. Eerst na de komst van ervaren ridders werd de burcht, waarin de daders zich hadden teruggetrokken, belegerd. Later arriveerden nog versterkingen uit Gent en werden aanvalsladders te baat genomen, waarna het burchtcomplex kon worden binnengedrongen. Wie van de daders wist te ontsnappen, zou elders in het graafschap gevangen worden genomen, de rest werd alvast in hechtenis genomen.

In het hoofdstuk ”De tuimel der verraders” volgt de ontknoping. De Franse koning heeft zich met de opvolging van graaf Karel bemoeid en is zo verstandig om niet eerder het Vlaamse te verlaten dan de kwestie uit de wereld is geholpen. Zachtzinnigheid was hem daarbij vreemd.

Galbert: „De gestuurde beulen lieten niets blijken en logen de gevangenen voor dat de koning hen barmhartig zou bejegen. In de hoop op die barmhartigheid kwamen ze dan ook zonder dralen uit de kerker, maar ze mochten niet allemaal tegelijk naar buiten gaan. Eerst namelijk werd Wulfric weggeleid en ze brachten hem door de gangen van het huis naar de bovenste kantelen van de toren. Ze bonden de handen van de ridder op zijn rug en zo, terwijl hij daar keek in de afgrond van zijn dood, wierpen de beulen hem naar beneden... Te kijk gezet en tot eeuwige schande gemaakt voor heel Vlaanderen kwam hij om, door niemand beweend.”

Zo ondergingen alle 28 mannen hetzelfde lot. Sommigen hadden gehoopt dat zij nog gratie zouden krijgen, maar tevergeefs, „omdat het noodlot hen meetrok of beter gezegd omdat de goddelijke Wraak hen dreef werden zij samen met de schuldigen ten val gebracht.”

Vrouwen
Een heerlijke whodunit voor de lange winteravond dus. Toch moeten we Galbert niet alleen waarderen om zijn spannend verhaal van moord en straf. Hij geeft tussen de regels door een treffend mentaliteitsinkijkje door het sleutelgat van de twaalfde eeuw. Neem bijvoorbeeld de vrouwen die hij (terloops) wel en niet noemt.

Geertrui, gravin van Holland, weduwe van Floris II, gooide zich tweemaal als een geëmancipeerde dame in de opvolgingsstrijd. Eerst ten behoeve van haar minderjarige zoon en toen dit mislukte vanwege haar stiefbroer Diederik van de Elzas. Wel even anders dan Duva, vrouw van de burggraaf, die met haar minnaar Erembald trouwde nadat hij op een mistige nacht die grafelijke echtgenoot in de kolkende Schelde had geduwd.

Een draagmoeder avant la lettre uit schoenlapperskringen staat tegen geld haar kind af aan de vrouw van Walter van Vladslo, die haar eigen kind bij de geboorte had zien sterven... Niet ontbreken mag de heks die in de buurt van Rijssel een jonge edelman besprenkeld had, zodat hij ziek werd. Typisch is ten slotte dat Galbert met geen woord rept van Margaretha van Clermont, vrouw van de vermoorde graaf Karel. Waarom is niet duidelijk.

Mocht iemand ten slotte nog op zoek zijn naar een pseudoniem of een leuke naam voor zijn hond, dan biedt dit boek een magnifieke collectie eigennamen, waarin nog de echo weerklinkt van Germanen, vroege Vlaminganten en noormannen: Kanselier Ledbert, Wulfric Knop, Raas van Gavere, Hugo Snaggaerd, Fromold de Oude, Borsiard, Daneel van Dendermonde, Disdir, Ingelram van Esen, Ledwif, Weriot, Iwein van Aalst en als bonus Belek van Aleppo.