Binnenland 15 oktober 1999

Mr. Drenth stelt vragen bij rechtssysteem

Meer aandacht voor
positie van gestraften

Van onze binnenlandredactie
VEENHUIZEN – Buiten de gevangenismuren wordt nauwelijks nagedacht over de zin en de gevolgen van detentie. Officier van justitie mr. R. Drenth uit Groningen zei dit gistermiddag in Veenhuizen bij het 50-jarig jubileum van de geestelijke verzorging binnen inrichtingen van justitie. „Als je iemand opsluit, moet deze op een keer weer terug naar de maatschappij. Daar is te weinig oog voor.”

Drenth verbaast zich over de snelle oordeelsvorming in de maatschappij rond bijvoorbeeld zedendelicten. Het gaat hem ook te ver als parlementariërs uitsluitend zeggen: Ik wil niet dat zo'n man ooit in mijn buurt komt wonen. „De officier van justitie lijkt soms de enige die probeert de consequenties van een straf te overzien.”

De Groningse officier heeft er vrede mee als harde criminelen die een gevaar vormen voor de samenleving, voor langere tijd achter slot en grendel gaan. „Maar het gros van de strafzaken van tegenwoordig betreft de outcasts van de samenleving, de daklozen, die we welbewust op straat zetten. We geven geen brood, geen geld, geen bed, maar roepen wel: Je mag niet stelen.” Van een officier van justitie wordt verwacht dat hij straf eist. Drenth doet dit in zulke gevallen met tegenzin. „Ik denk dan: Zo zijn de regels nu eenmaal, hier sta ik, ik kan niet anders.”

Steeds hogere straffen, waar de maatschappij en soms ook de politiek om vragen, lossen volgens hem niets op en kosten alleen maar veel geld. Er zijn waarschijnlijk wel andere middelen, maar daarover wordt bijna niet nagedacht, zei Drenth. „We roepen nieuwe strafbepalingen in het leven waardoor de gevolgen alleen maar erger worden.” Het gevecht tegen drugscriminaliteit heeft voor hem iets van een „verloren oorlog”.

Barbaren
Volgens mr. J. Leijten worden veel gevangenisstraffen opgelegd zonder dat de rechter beseft wat de gevolgen van onvrijheid zijn voor de veroordeelde en zijn familie. Leijten, die vijftien jaar advocaat-generaal bij de Hoge Raad was, ging zelf op werkbezoek in „de verschrikkelijke, concentratiekampachtige gevangenis” in Vught. Hij herhaalde zijn uitspraak dat „wij over honderd jaar als barbaren te boek zullen staan omdat wij mensen voor jaren van hun vrijheid beroofden.” Zelf pleit hij voor geldboetes en taakstraffen.

Hulpverlener Jan ten Berge, die jaren gevangen heeft gezeten, noemde „zitten überhaupt zinloos als de signalen vanuit de politiek niet duidelijk zijn. Als er in de maatschappij geen handvat is dat je kunt vastgrijpen, ga je onvermijdelijk weer onderuit.” Als voormalig drugsverslaafde keerde hij zich fel tegen het gedoogbeleid en de gratis verstrekking van heroïne.

In zijn huidige werk zegt Ten Berge tegen gevangenen dat ze goed moeten beseffen dat ze door hun crimineel gedrag bezig zijn generaties na hen te beïnvloeden. „Als je wilt dat je kinderen niet in de bajes belanden, moet je normen en waarden overdragen, moet je een klimaat neerzetten waarin ze goede keuzes kunnen maken.”