Binnenland 9 oktober 1999

Promovendus: Massaal onderzoek leerlingen is achterhaald

Schoolarts staat schaakmat

Door J. Visscher
GRONINGEN – De schoolarts doet anno 1999 veel overbodig werk. Hij kan zijn tijd beter anders besteden. Dat concludeerde deze week een Groningse onderzoeker. Golven in de vijver van de jeugdgezondheidszorg.

Je moest uit de klas, zag de dokter in witte jas, deed een verplichte plas en verheugde je op het moment dat het hele circus weer achter de rug was. Op een weegschaal staan, naar priegelige lettertjes kijken, een apparaat in je oren, koud ijzer op je borstkas, dat soort dingen.

Zijn al die spanningen voor de schoolarts vergeefs geleden? Een beetje wel. Althans, in de visie van de Groningse epidemioloog dr. P. A. Wiegersma, die deze week aan de Katholieke Universiteit Nijmegen promoveerde op de langetermijneffecten van de jeugdgezondheidszorg.

De Groningse onderzoeker komt tot de conclusie dat massaal gezondheidsonderzoek onder leerlingen van basis- en voortgezet onderwijs veelal verspilde moeite is. Kortom, de schoolarts staat schaakmat. Wiegersma licht toe: „Een stelselmatige gezondheidskeuring onder álle scholieren is niet meer van deze tijd. Zo'n systeem kost handenvol geld, maar is achterhaald, veel te rigide.”

Stoep
„Doel van zo'n preventief gezondheidsonderzoek is dat er vroegtijdig afwijkingen en ziektes worden opgespoord. Maar die taak hebben ouders en ook leerkrachten in de loop van de jaren overgenomen. Zodra vaders en moeders denken dat er iets mis is met hun kind, staan ze op de stoep bij de huisarts”, aldus Wiegersma. „De drempels zijn veel lager geworden. Dat is een grote verdienste van Nederland. De gezondheidszorg staat op een relatief hoog niveau. Ons land draait op dat gebied dan ook mee in de wereldtopvijf.”

De Groningse wetenschapper baseert zijn opvattingen over de rol van de schoolarts onder meer op zijn onderzoek naar de effecten van preventief onderzoek naar scoliose, een rugafwijking. Er blijkt geen enkel verschil te bestaan in operatiecijfers in gebieden waar de schoolarts wél massale onderzoeken hield en waar dat niet gebeurde. De Groningse GGD'er vindt dat niet vreemd. „Voor het onderkennen van rugklachten heb je niet per se de schoolarts nodig. Ook een gymnastiekleraar of een ouder kan zien dat iemand iets met zijn rug heeft.”

Averechts
Ook bij het nut van spreekuren van de schoolarts voor scholieren met problemen heeft Wiegersma zijn twijfels. Sterker nog, hij denkt dat de spreekuren zelfs averechts kunnen werken. De onderzoeker ontdekte tot zijn verrassing dat in gebieden met open spreekuren meer jongeren een zelfmoordpoging doen dan in streken zónder zo'n spreekuur. Wiegersma houdt daarbij wel een slag om de arm, het gaat om beperkte aantallen.

Dat er in 'spreekuurgebieden' meer zelfmoordpogingen worden gedaan, heeft mogelijk te maken met een „soort valse geruststelling bij leraren”, oppert de onderzoeker. „Een leraar denkt wellicht: Er is een spreekuur, daar kan de scholier terecht, ik hoef niet meer zo erg op hem te letten.”

Roer om
Wiegersma, die zelf tien jaar als schoolarts werkzaam was, zou graag zien dat de beroepsgroep het roer omgooit. Hij pleit ervoor dat schoolartsen zich meer richten op specifieke probleemjongeren in plaats van iedere leerling aan een standaardonderzoek te onderwerpen. „Er dient meer aandacht te komen voor bijvoorbeeld scholieren in probleemwijken in Amsterdam. Schoolartsen zouden hun energie moeten gebruiken om allochtone ouders te adviseren over zaken als hygiëne. Die ouders stappen niet zo snel naar een huisarts.”

„Maak bijvoorbeeld ook meer werk van de opvang van minderjarige alleenstaande asielzoekers. Die kinderen hebben vaak een traumatisch verleden, lichamelijk en geestelijk. En die worden dan in de Nederlandse maatschappij gedropt. Die kinderen hebben hulp nodig.”

De pas gepromoveerde Groninger beseft dat zijn wensen niet bij iedere schoolarts in goede aarde zullen vallen. „Niemand vindt het leuk dat z'n werkwijze wordt aangevallen. Maar ik ben al blij als de jeugdgezondheidszorg haar beleid kritisch onder de loep neemt.”

Waardevol
De Nederlandse Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (NVJG) is het grondig oneens met onderzoeker Wiegersma. Periodiek en massaal onderzoek van schoolkinderen heeft wel degelijk nut, stelt de NVJG.

„Lang niet alle ouders zijn in staat ziektes bij kinderen voortijdig te ontdekken”, aldus voorzitter drs. M. Wagenaar, reagerend per mobieltje vanaf haar fiets. „Een onderzoek van de schoolarts is heel waardevol. Het is heel goed om de ontwikkeling van jonge kinderen goed in de gaten te houden. Ouders en leerkrachten zijn daar lang niet altijd toe in staat.”

Bezoek aan de schoolarts is de enige grootschalige gezondheidscontrole die scholieren ondergaan, beklemtoont Wagenaar. „Er komt een reeks punten aan de orde. Het gaat niet alleen om eventuele lichamelijke klachten, maar ook om contacten in het gezin en met vriendjes. Vaak krijgen ouders van de schoolarts nuttige tips mee.”

Bezwaren
Wagenaar heeft ernstige bezwaren tegen de onderzoeksmethode van Wiegersma. Ze heeft het idee dat Wiegersma appels met peren vergelijkt. „Het zou niet uitmaken of je kinderen nu wel of niet screent op rugklachten. Er is geen verschil in ziekenhuisopnames, stelt de onderzoeker. Maar hij zegt er niet bij wat de ernst van de rugkwaal is van de mensen die zijn opgenomen.

Het is goed mogelijk dat door de schoolarts onderzochte leerlingen veel eerder worden doorverwezen naar het ziekenhuis, waardoor hun kwaal nog maar in het beginstadium is. Bij niet-onderzochten zou de afwijking wel eens veel verder gevorderd kunnen zijn.”