Binnenland 3 augustus 1999

Toetsingscommissies halfjaar aan het werk

„Euthanasie blijft
nog slecht gemeld”

Van onze redactie gezondheid
MAASTRICHT – Regionale toetsingscommissies euthanasie hebben nog niet geleid tot een hoger meldingspercentage van levensbeëindigend handelen. De mogelijkheden van palliatieve zorg in de laatste levensfase lijken in de praktijk „niet zelden onderbenut.”

Dat stelt prof. dr. G. Widdershoven in het jongste nummer van het artsenblad Medisch Contact. Widdershoven is hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg aan de Universiteit Maastricht en lid van de regionale toetsingscommissie euthanasie in Noord-Brabant en Limburg. Deze commissie is met nog vier andere toetsingscommissies sinds vorig jaar november aan het werk. „Tijd voor een eerste balans”, aldus Widdershoven.

Het aantal euthanasiemeldingen lijkt volgens hem stabiel. „De beoogde stijging is tot dusverre niet gerealiseerd. Dit kan te maken hebben met het feit dat het bestaan, en vooral de werkwijze van de commissies nog onvoldoende bekend is bij de artsen. Een halfjaar is vrij kort”, aldus Widdershoven.

Belangrijk politiek motief achter de oprichting van de commissies was destijds het opkrikken van het percentage euthanaserende artsen dat de levensbeëindiging achteraf meldt. Dat percentage bedroeg tot grote schrik van voor- en tegenstanders van euthanasie in 1996 slechts 40 .

Palliatieve zorg
Tweede belangrijke constatering van Widdershoven is dat de mogelijkheden van palliatieve zorg onvoldoende worden benut. „Natuurlijk moet je er rekening mee houden dat artsen in sommige situaties, bijvoorbeeld in de huisartsenpraktijk, minder mogelijkheden hebben dan op een oncologische afdeling van een ziekenhuis. Maar ook als je die beperkingen verdisconteert, lijkt er op het terrein van de pijnbestrijding meer te kunnen worden gedaan.”

De meeste artsen zijn volgens Widdershoven wel doordrongen van de noodzaak van een goede pijnbestrijding. „Wat evenwel ontbreekt, is ervaring op dit terrein. Meer scholing lijkt geen overbodige luxe.”

Widdershoven toont zich dan ook verheugd over de recente oprichting van centra voor de ontwikkeling van palliatieve zorg.

Rechtvaardiging
Vanuit ethisch oogpunt noemt Widdershoven het opvallend dat de rechtvaardiging voor euthanasie niet uitsluitend berust op de „autonomie van de patiënt.” Het beeld ligt genuanceerder, aldus de Maastrichtse ethicus.

„Het is zelden zo dat de patiënt geheel zelfstandig de regie voert over zijn dood, zo blijkt uit de verslagen die de commissie bereiken. Doorgaans is er sprake van een patiënt die in een hopeloze toestand verkeert, en behoefte heeft aan steun en troost. De arts komt uit de rapportages niet naar voren als een instrument in handen van een autonome patiënt. Zijn werk is erop gericht een voor iedereen acceptabele uitweg te vinden uit een benarde toestand. Als het goed is, zijn arts en patiënt partners in een proces van overleg, gericht op het vinden van een adequate manier van zorgverlening onder tragische omstandigheden.”