Binnenland 21 mei 1999

Eerdere berichtgeving

Meijer scherpt Bijlmerkritiek nog iets aan

„Ingreep Kok kon
enquête voorkomen”

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Als premier Kok de Bijlmerramp op de agenda van de ministerraad had gezet, was een parlementaire enquête misschien niet nodig geweest. Dat verwijt voegde commissievoorzitter Meijer gisteren toe aan de felle kritiek die de commissie in haar eindrapport heeft op de minister-president.

In het debat met de Tweede Kamer nam Meijer weinig terug van de harde conclusies die de commissie over premier Kok en diverse vakministers velt. Hij scherpte die op sommige punten zelfs wat aan. De woordvoerders van de coalitiefracties, PvdA, VVD en D66, plaatsten op hun beurt opnieuw grote vraagtekens bij de verwijten die de commissie maakt.

Het kabinet liet vorige week weten dat agendering van de Bijlmerzaak door Kok niet in de staatsrechtelijke verhoudingen paste. Dat was een zaak van vakministers. Meijer is het met die verdediging niet eens. „Als er een coördinerend minister was aangesteld door Kok of als hij zelf als zodanig was opgetreden, had het dossier eerder bevredigend kunnen worden afgesloten.”

Bovendien heeft de premier sinds een wijziging van het reglement van orde van de ministerraad in 1994 volgens Meijer wel degelijk de bevoegdheid om het dossier in de ministerraad aan te kaarten. PvdA-kamerlid Van Gijzel weersprak de kritiek die Meijer opnieuw op zijn partijgenoot Kok uitte. „Ik werd als kamerlid uitgelachen en door een fractiegenoot Bijlmerboy genoemd, toen ik weer vragen stelde over de Bijlmerramp. Daaruit blijkt dat bijna niemand die zaak op z'n juiste waarde schatte. En nu stelt u dat de minister-president had moeten ingrijpen. Daarmee slaat u de plank mis”, aldus Van Gijzel.

De sociaal-democraat onderschreef wel de stelling dat de Bijlmerramp op de agenda van de ministerraad had moeten staan. „De vraag is alleen wie de zaak had moeten agenderen. Ik vind het logischer als de vakministers Kok daarover op informele wijze zouden hebben benaderd.”

Klachten
Commissievoorzitter Meijer verstevigde gisteren ook het verwijt dat traag overheidsoptreden de gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners en hulpverleners heeft verergerd. De voortdurende onzekerheid over de lading en de oorzaak van de ramp veroorzaakte veel psychische en lichamelijke klachten bij de betrokkenen.

De overheid had die onrust met actief optreden kunnen en moeten wegnemen, betoogde Meijer. Het kabinet verschuilt zich voor die verantwoordelijkheden door te verwijzen naar medische onderzoeken, vindt de voorzitter. „In die visie wordt de maatschappelijke onrust wel in zeer enge zin bekeken.”

De gevallen waarin onder anderen voormalig minister Jorritsma van Verkeer en minister Borst van Volksgezondheid het parlement „onjuist, onvolledig, ontijdig of onduidelijk” inlichtten, hield Meijer staande. „De o'tjes staan keihard overeind”, zei de voorzitter, die daar verder geen politieke conclusies aan wilde verbinden. Daarop liet VVD-kamerlid Te Veldhuis weten dat het volgens hem om „niet-essentiële en niet-cruciale” zaken ging.

Telefoontje
Over het beruchte „onder de pet gehouden” telefoontje over gevaarlijke lading, zaagde de Kamer de commissie uitgebreid door. Meijer ging opnieuw diep door het stof –„We hebben het fout gedaan”– en gaf toe dat de commissie eerder had moeten rectificeren. Maar er zat volgens hem ook een positieve kant aan. „Misschien heeft de commotie ertoe bijgedragen dat de ontbrekende ladinggegevens boven tafel zijn gekomen.”

Volgende week woensdag is de tweede termijn van het debat tussen commissie en Kamer. Door de val van de regering is het nog onduidelijk wanneer het debat met het (demissionaire) kabinet zal plaatshebben. De fracties willen dat dit zo snel mogelijk gebeurt.