Binnenland18 mei 1999

„Onder de pet”-verhaal volgens organisatie danig vertekend

Verkeersleiders voelen zich miskend

Door J. van Klinken
DEN HAAG – „Onder de pet houden” werd tijdelijk een van de bekendste uitdrukkingen uit onze nationale taalschat. De Luchtverkeersleiding Nederland kwam door het achterhouden van vitale informatie in een kwade reuk te staan. Ten onrechte, vindt de dienst.

De onthulling dat een aantal verkeersleiders in 1992 informatie over de lading van de El Al-Boeing „onder de pet” hield, lijkt een van de belangrijkste wapenfeiten die de parlementaire enquêtecommissie tot nu toe op haar naam heeft geschreven. Velen hadden onthullingen verwacht over giftige stoffen, over geheime acties van veiligheidsdiensten of over duistere samenzweringen op hoog niveau. Maar niets van dat alles.

In plaats daarvan kwam de commissie geheel onverwachts een 'schandaal' op het spoor van ambtelijke functionarissen die met El Al de afspraak zouden hebben gemaakt de samenleving niet wijzer te maken dan ze al was. Hierdoor hadden hulpverleners in de Bijlmer extra gevaar kunnen lopen.

Krantenkoppen
Het begint op 4 oktober 1992 om 11 minuten over 7 met een telefoontje van een luchtverkeersleider met het vrachtkantoor van El Al op Schiphol. De man, die opdracht heeft gekregen van zijn chef, zegt dat er bij zijn dienst persvragen binnenkomen over de lading van de neergestorte Jumbo. Een El Al-medewerker kijkt de lijst met gevaarlijke stoffen in en zegt dat er een behoorlijke hoeveelheid explosieven, gif, brandbare gassen en brandbare vloeistoffen aan boord was.

De El Al-man wijst erop dat hiervoor internationale voorschriften bestaan. Daarop zegt de verkeersleider dat dat het punt niet is, maar dat de voorlichter met vragen over de lading wordt geconfronteerd. De El Al-man lijkt zich te realiseren dat de verstrekte informatie nu bij de media terecht zal komen en voorziet allerlei wilde krantenkoppen. Daarom vraagt hij of er geen uitspraken naar buiten worden gedaan.

„Nee, uiteraard niet”, zegt de verkeersleider. „Dat zullen ze ook niet van ons horen.” Waaraan hij nog toevoegt: „We proberen het zo summier mogelijk te vertellen, maar tussen ons: het is mij duidelijk.”

De verkeersleider geeft de informatie door aan zijn chef die op zijn beurt voorlichter Knook op de hoogte brengt. Hij zegt erbij dat El Al „bidt” om de informatie onder de pet te houden. Knook houdt zich aan dat verzoek.

Band
De band waarop dit gesprek met El Al is vastgelegd, verdwijnt in de kluis en wordt door niemand meer uitgeluisterd. Dat is in zoverre verklaarbaar omdat de belangstelling tijdens het onderzoek naar de ramp vooral uitgaat naar de communicatie tussen de luchtverkeersbeveiliging en de gezagvoerder van het El Al-toestel.

De band komt pas begin dit jaar tevoorschijn als de LVB, die intussen Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) heet, zich intern voorbereidt op de verhoren door de parlementaire enquêtecommissie. Als dan tijdens het uitluisteren het gesprek over de lading boven water komt, wordt meteen actie ondernomen. Nog diezelfde dag komt het bestuur van de dienst bijeen en wordt besloten de enquêtecommissie zo snel mogelijk op de hoogte te brengen.

Enkele weken later is een aantal functionarissen van LVNL aan de beurt om door de commissie-Meijer in het openbaar te worden verhoord en weet heel Nederland plotseling dat deze mensen meer dan 6 jaar belangwekkende informatie „onder de pet” hebben gehouden. Dat de informatie achteraf onjuist bleek, is in de ogen van de commissie niet van belang.

Netelig
De verwarring die door de verhoren teweeg werd gebracht, was voor het LVNL-bestuur aanleiding om de commissie-Meijer een schriftelijke toelichting te geven. Daarin stelt de directie dat de dienst weinig te verwijten valt.

Dat voorlichter Knook de informatie over de lading niet aan de media heeft doorgegeven, wordt verdedigd met het argument dat de luchtverkeersleiding feitelijk niets met de lading van een toestel te maken heeft. Het is domweg niet de taak van de LVNL om dit naar buiten te brengen.

Dat de betrokken luchtverkeersleiders die avond niet op de gedachte kwamen om de hulpverleners op de hoogte te brengen van de aard van de lading, betreurt het bestuur. Maar als argument voert het aan dat de medewerkers ervan uitgingen dat deze informatie allang bij de belanghebbenden bekend was.

Ook daarbij speelde mee dat de dienst geen verantwoordelijkheden draagt op dit punt. Van het opzettelijk achterhouden van informatie is volgens het bestuur dan ook geen sprake geweest.

Een netelige vraag blijft of voorlichter Knook de informatie over de lading doorgaf aan de hoogste ambtelijke baas, directeur-generaal Weck van de Rijksluchtvaartdienst. Knook beweert van wel, terwijl Weck het ontkent. Dat blijft dus gissen.

Teleurstelling
In haar eindrapport gaat de enquêtecommissie niet op de toelichting van LVNL in. „De commissie is van mening dat het achterhouden van deze informatie (over de vracht, JvK) door ambtenaren onaanvaardbaar is”, luidt het spijkerharde oordeel van Meijer c.s.

„Een grote teleurstelling”, moet een LVNL-woordvoerder van het hart. Wie de uitgewerkte gesprekken nauwkeurig leest, kan volgens hem niet volhouden dat er met El Al of intern een complot is gesmeed om informatie achter te houden. „De commissie laat dat helaas niet tot zijn recht komen”, stelt hij.

Ook in de antwoorden op de vele honderden vragen vanuit de Tweede Kamer blijft de commissie erbij dat de luchtverkeersleiders ernstig in gebreke zijn gebleven. Opnieuw valt daarbij op dat voorbij wordt gegaan aan de verdediging van het LVNL-bestuur.

Het kamerdebat van deze week is een van de laatste gelegenheden waarop de luchtverkeersleiders geheel of gedeeltelijk zouden kunnen worden gerehabiliteerd. De kans daarop is klein. Alle aandacht gaat immers uit naar de politieke gevolgen die het commissierapport mogelijk heeft.

LVNL moet er dan ook rekening mee houden dat het voor altijd geassocieerd zal worden met het onder de pet houden van essentiële informatie. Dat wordt door de dienst als onrechtvaardig ervaren, vooral omdat het verweer naar de commissie volledig is genegeerd.