Binnenland6 mei 1999

SGJ zet organisatie op de kop

Identiteit, het zout in de pap

Door G. Wolvers
„Een op de twintig jongeren heeft wel eens met jeugdhulpverlening te maken. Steun daarom de collecte”, zo luidde de afgelopen tijd een radioreclame in het kader van een landelijke geldinzamelingsactie. De Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn (SGJ) onderschrijft deze boodschap van harte. Toch heeft zij haar eigen missie. „Identiteit is niet een potje mosterd bij het eten, zoals de overheid denkt, maar het zout in de pap. Anders is de maaltijd smakeloos.” Hoe is de SGJ gereformeerd? En: Overleeft deze landelijke instelling de regionalisatiedrang van de overheid?

De SGJ is, net als andere gereformeerde instellingen zoals de Gliagg en het GPZ, een landelijke organisatie. Dit karakter botst met de wens van de regering voor een regionale aanpak van de welzijnssector, waaronder de jeugdhulpverlening valt. „Staatssecretaris Terpstra van het eerste kabinet-Kok wilde het regionaliseringsbeleid niet van bovenaf opleggen. Met als gevolg dat de jeugdwelzijnszorg nog steeds een lappendeken is”, zegt Z. B. Nitrauw MLD, die na een loopbaan als jeugdopbouwwerker en in de gehandicaptenzorg sinds 1 februari directeur is van de SGJ.

De huidige staatssecretaris van Welzijn, Vliegenthart, is volgens hem van een ander kaliber. „Zij is in dit kabinet gestapt op voorwaarde dat er in de jeugdhulpverlening één financieringsstelsel komt en één loket voor de verwijzing: de Bureaus Jeugdzorg. Of je nu moslim bent of gereformeerd, je moet altijd via dit bureau”, legt Nitrauw uit.

De twaalf provincies en de drie grootste steden krijgen een Bureau Jeugdzorg. Deze bureaus krijgen vier functies: het vaststellen van de problemen (diagnose), het verstrekken van hulp bij eenvoudige problemen (voeren van een beperkt aantal gesprekken), het verwijzen van jongeren met ernstiger problemen naar specialistische zorg van instellingen (bijvoorbeeld: de jongere krijgt langdurige jeugdhulpverlening, moet naar een pleeggezin of tehuis) en ten slotte het begeleiden van zo'n jongere.

Kleine speler
Binnen dat veld is de SGJ een kleine speler, maar met een duidelijke doelgroep: de brede gereformeerde gezindte, zo'n 800.000 mensen. De SGJ staat achter het streven naar de instelling van de Bureaus Jeugdzorg, de zogenoemde voorkant van de jeugdhulpverlening. Nitrauw: „Er is op dit moment sprake van enige wildgroei. Er zijn nu 35 indicatiebureaus. Als dat aantal naar vijftien gaat, hoef je maar bij vijftien bureaus bekend te zijn en te blijven.”

Toch schuilt in de regionalisering ook een gevaar voor de SGJ. De gereformeerde jeugdhulporganisatie heeft dezelfde verwijzingsfunctie als de Bureaus Jeugdzorg. Ze stelt diagnoses, verwijst naar andere instellingen, helpt met haar twaalf hulpverleners mensen met 'eenvoudige' problemen en heeft ook een gezinsvoogdijafdeling (jeugdbescherming). Als Vliegenthart haar plannen consequent doorzet, raakt de SGJ deze functies kwijt.

Nitrauw wil ze echter graag handhaven. „De doelgroep geeft zelf aan identiteitsgebonden zorg te willen. Identiteit is niet een potje mosterd bij het eten, maar het zout in de pap. Anders wordt de maaltijd smakeloos. De SGJ kan haar eigen doelgroep bovendien veel directer bereiken dan de algemene instellingen.”

De SGJ-directeur heeft goede hoop dat de overheid zijn organisatie tegemoet zal komen. Een van de redenen voor Nitrauws optimisme is dat de directe achterban –de gereformeerd vrijgemaakte, de christelijke gereformeerde en de gereformeerdebonds-diaconieën– 6,5 van de acht banen van de ambulante jeugdhulpverlening financiert; het ministerie van Welzijn betaalt de rest. Een andere is dat Vliegenthart op vragen van GPV-kamerlid Schutte heeft geantwoord dat er zeker plaats is voor een gereformeerde jeugdhulpinstantie.

Kanteloperatie
Bovendien gaat de SGJ reorganiseren om regionaal en dus klantgerichter te opereren. Nu telt de SGJ vier afdelingen: de jeugdhuizen –die vorige week verhuisden naar diverse locaties in het land, waarmee deze afdeling met 45 medewerkers al regionaliseerde– de jeugdbescherming voor onder toezicht gestelde kinderen (12), de jeugdhulpverlening (10) en de pleegzorg (6).

Per 1 september gaat deze structuur op z'n kop. De organisatie kantelt, en wel in drie regio's: Noord (vestigingsplaats voorlopig Zwolle), Midden (Amersfoort) en Zuid (Dordrecht). Elke regio biedt de vier specialismen aan. „Het geheel wordt klantgerichter. Vroeger namen we de telefoon op met: „U spreekt met De Stuw, de Vereniging Gereformeerde Pleegzorg en de SGJ.” Dat snapt niemand. Nu is het gewoon: „U spreekt met de SGJ.””

Bewust koos Nitrauw voor deze drie vestigingsplaatsen. „Gelijk aan de plaatsen van de straks gefuseerde Gliagg, GPZ en Glibw. Hopelijk kunnen we op directieniveau dezelfde gebouwen betrekken.” De SGJ-directeur constateert dat de SGJ en de Gliagg naar elkaar toegroeien. „Dat is strategisch sterker en ook efficiënter. Volgens officieuze cijfers betreft 40 procent van de aanmelding bij riagg's geen echte psychiatrische problematiek. Overigens werken we bij de intake van jongeren al samen.”

Als staatssecretaris Vliegenthart haar plannen doorzet om ook de verwijzing van jongeren naar de geestelijke gezondheidszorg bij de Bureaus Jeugdzorg onder te brengen, wil de SGJ die verwijzing zelf blijven doen, liefst samen met Gliagg ”De Poort”. „De eerste verkennende besprekingen daarover verlopen positief.” Nitrauw hoopt dat de bewindsvrouw de nieuwe wet over de jeugdzorg zo aanpast dat de SGJ eventueel met de Gliagg een eigen „gereformeerde voorkant voor de jeugdzorg” mag blijven vormen en daarnaast loyaal samenwerkt met de Bureaus Jeugdzorg.

Identiteit
De Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn is in 1993 ontstaan na een samengaan van de Christelijke Gereformeerde Vereniging voor Jeugdwelzijn De Stuw en de jeugdafdeling van het gereformeerd vrijgemaakte maatschappelijk werk De Driehoek. Inmiddels is de fusie afgerond en participeert sinds begin dit jaar ook de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk in het bestuur.

Volgens mevrouw E. W. Sonnenberg, die bij de SGJ verantwoordelijk is voor personeelsbeleid en fondswerving, is 40 procent van het personeel lid van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), de overige 60 procent is vooral christelijk gereformeerd en hervormd-gereformeerd, maar ook wel evangelisch of lid van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland). J. de Boer, hulpverlener in Zwolle, schat dat er bij de ambulante hulpverleners wat meer vrijgemaakten werken, terwijl er bij de jeugdhuizen meer christelijke en andere gereformeerden actief zijn. Dit omdat De Stuw van oorsprong vier huizen had en De Driehoek drie.

De Boer noemt de kleur van een instelling met name bij een uithuisplaatsing erg belangrijk. „Ouders voelen zich falen in het ouderschap, dus ook in het uitvoeren van de doopbelofte. Een kind moet leren zelfstandig God te dienen en een plaats te geven in het leven. Voor de overdracht van waarden en normen is het belangrijk dat ouders voor jeugdhulpverlening kunnen kiezen die hetzelfde godsbeeld heeft als zij. Dat luistert heel nauw.”

Meneer Nitrauw. Misschien toevallig, misschien exemplarisch, maar toen ik een jeugdhuis bezocht, lag daar het Nederlands Dagblad. Hoe komt het dat de SGJ zo vrijgemaakt lijkt te 'ruiken'?
Nitrauw, glimlachend: „De lettercombinatie SGJ doet eerder aan SGP dan aan GPV denken.” Serieuzer: „Feitelijk klopt die vrijgemaakte reuk niet. Het is nog steeds zo dat als de directeur vrijgemaakt is, de bestuursvoorzitter christelijk gereformeerd moet zijn. Van oorsprong hing De Stuw meer het Réveilmodel aan. Daarin is de kerk gericht op de herkerstening van het gehele volk. Bij De Driehoek domineerde het Afscheidingsmodel, dat zich richt op één speciale groep. De overheid dwingt ons in het Afscheidingsmodel, met de daarbij behorende eigen organisaties. Voor vrijgemaakten is dat vanzelfsprekend. Zij hebben veel kader, omdat ze in hun vrije tijd vaak in gereformeerde organisaties hebben geklust. Ze zijn ermee opgegroeid. Overigens hebben wij een schitterende samenwerking.”

Th. Hettema, coördinator van de verhuizing van de jeugdhuizen, beaamt dit. Hij somt op dat de kerkgang van de jongeren uit de huizen wordt verdeeld over de drie partipicerende kerkelijke stromingen. Zo gaan de jongeren uit de huizen in Zwolle, Amersfoort en Gouda zondagsochtends naar een gereformeerd vrijgemaakte kerk, die uit Kampen, Leusden en Dordrecht naar een christelijke gereformeerde kerk en die uit Wezep en Ede naar een gereformeerdebondsgemeente. 's Avonds gaan ze zo veel mogelijk naar een gemeente van de eigen kerkelijke kleur. De kinderen gaan zo veel mogelijk naar één school. Ook wijst Hettema erop dat de groepsleiders jaarlijks een bijeenkomst houden over geloofsopvoeding.

Nitrauw: „Door de verhuizing van de jeugdhuizen is er een gezonde mix naar kerkelijke achtergrond ontstaan.”

Is het wenselijk dat de bestuurlijke samenwerking wordt uitgebreid met bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten of de Nederlands Gereformeerde Kerken? Tenslotte beveelt meneer Bloemendaal van De Vluchtheuvel de SGJ aan in de advertentiecampagne.
Nitrauw: „Wenselijk is het zeker. Of het ook mogelijk is, is afhankelijk van de ontwikkelingen. In onze praktische samenwerking zijn er nauwelijks problemen. Bij bestuurlijke samenwerking is echter bijvoorbeeld de verbondsopvatting best belangrijk. Je moet de verschillen niet vergroten, maar ook niet wegpraten. Daarom kan ik het mij goed voorstellen dat de Gereformeerde Gemeenten hun zaken via De Vluchtheuvel graag in eigen beheer willen houden. In het algemeen is het echter zo dat gereformeerde ouders in noodsituaties al blij zijn als ze hun kinderen kunnen onderbrengen bij de SGJ. Het is overigens denkbaar dat de kanteloperatie leidt tot geringe accentverschillen tussen de drie regio's. Natuurlijk zonder dat er drie kleine SGJ's ontstaan.”

Hulpverlener De Boer: „Gereformeerden zijn volop in beweging. Er is informeel druk grensverkeer tussen de kerken, ook al gebeurt dat officieel veel minder. Wij hadden het begrip ”toe-eigening des heils” veel eerder moeten leren. Wij vrijgemaakten, ja.”