Binnenland 6 mei 1999

Eerdere berichtgeving

Baksteen uit stevige, maar slecht onderbouwde kritiek

„Rapport Bijlmerramp deugt niet”

Door P. Chr. van Olst
DEN HAAG – „Het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer is onzorgvuldig en onjuist.” Dat constateert voorzitter B. Baksteen van het Platform voor de Nederlandse Luchtvaart na het eindrapport ”Een beladen vlucht” grondig te hebben gelezen. Zijn stevige kritiek is echter gespeend van invoelingsvermogen, goede onderbouwing en objectiviteit.

„Aanvankelijk met stijgende verbazing en vervolgens met toenemende zorg” nam Baksteen kennis van de openbare verhoren die de enquêtecommissie de afgelopen maanden afnam. De strategie die de commissie daarbij volgde, was hem niet duidelijk. „Dat leidde tot onrust”, meldt hij daarover. „Maar voorzitter Meijer sprak kalmerende woorden: De commissie volgde een strakke lijn en die zou wel duidelijk worden in het eindrapport.”

Nadat Baksteen het rapport in handen kreeg, trok hij zich terug om het werk grondig te bestuderen. Gisteren had hij het uit en kwam hij met een oordeel. Het rapport is, aldus Baksteen, „een onzorgvuldige analyse, met onvoldoende kennis van zaken toegepast op onjuiste feiten. Helaas volgt dit rapport hetzelfde dwaalspoor als de verhoren en is het de wankele basis van een heel circus geworden.”

Onder de pet
De voorzitter van het Luchtvaartplatform stoort zich vooral aan „het hele onder-de-pet-verhaal.” Ambtenaren van de Luchtverkeersbeveiliging op Schiphol kregen op de avond van de Bijlmerramp van El Al-medewerker Aaij te horen dat het ramptoestel vol explosieven en giftige stoffen zou zitten, maar hielden die informatie op Aaijs verzoek jarenlang „onder de pet.” De enquêtecommissie veroordeelt dat in haar eindrapport fel.

Volgens Baksteen is het onder-de-pet-verhaal door verkeerde regie van de commissie in de openbare verhoren „volslagen onterecht beeldbepalend geworden.” Het gaat hier om niet meer dan een bijzaak, meent hij. „De LVB-ambtenaren hadden niets met de lading te maken. Zij blussen geen brand, dat doet de brandweer. Ze hadden geen idee wat ze met de informatie aanmoesten en konden het belang ervan niet beoordelen.”

Hier mist Baksteen het juiste invoelingsvermogen. Zijn strikt formele redering steekt schril af tegen de denklijn die de enquêtecommissie in haar eindrapport volgt en die alleszins redelijk is: De LVB-ambtenaren hadden de informatie, weliswaar onbevestigd, maar niettemin van levensbelang voor de reddingswerkers, moeten doorgeven aan de rampplek en later, bij alle onduidelijkheid rond de lading, ook aan de politieke top van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Baksteen betoogt overigens dat de LVB'ers de gevoelige ladinginformatie wel doorgaven aan de rampplek. Zijn bewijsvoering voor die stelling is echter allesbehalve waterdicht. Hij baseert zich op een telefoongesprek van de luchtvaartpolitie op Schiphol, en dus niet van LVB'ers, met de politie in Amsterdam, bijna anderhalf uur na de crash. Daarbij verzoekt de luchtvaartpolitie door te geven dat er „wel gevaarlijke stoffen” aan boord zitten. Maar Baksteen vermeldt niet dat de luchtvaartpolitie daarbij aangeeft dat het niet gaat om „high explosives.” En daar ging het bij de informatie die de LVB had juist wel om.

Precieze lading
Ook over de onduidelijkheid die er rond de precieze lading van het ramptoestel bestond, doet de commissie veel te moeilijk, vindt Baksteen. Direct na de crash beschikte de rampenbestrijding over de Notoc, de lijst waarop alle gevaarlijke stoffen staan vermeld die in een bepaalde lading zitten. Die lijst blijkt achteraf juist te zijn geweest.

„De commissie heeft veel en knap werk verzet, met als resultaat de bevestiging dat de informatie van dag 1 na de ramp correct en volledig blijkt te zijn geweest”, aldus Baksteen. Hij noemt dit de „relevante informatie” en wat hem betreft had de commissie die informatie veel beter moeten onderscheiden van minder relevante vrachtbrieven die moeilijk boven water waren te krijgen.

De commissie had wat Baksteen betreft eenvoudig moeten constateren: „Feiten en oorzaken waren vanaf vrijwel het begin duidelijk, maar speculaties in de media hebben geleid tot onduidelijkheid.” Nu heeft de commissie zich „laten meevoeren in het complotdenken” en was haar aanpak „sterk gekleurd.”

Vooringenomen
Voorlopig lijkt vooral de reactie van luchtvaartbobo Baksteen sterk gekleurd. Zelf ontkent hij uitdrukkelijk dat hij vooringenomen is. „Ik ben op geen enkele manier partij in de Bijlmerramp. Ik kon dus de enquête onbevangen, maar met grote interesse en met kennis van de luchtvaart volgen.” Toch heeft het er alle schijn van dat Baksteen, als belangrijk vertegenwoordiger van de Nederlandse luchtvaartlobby, het straatje van Schiphol schoonveegt.