Binnenland30 april 1999

Veel kamervragen voor Bijlmercommissie

Commotie om snelle
reactie verbaast Kok

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Premier Kok is „een beetje verbaasd” over de commotie die zijn snelle reactie op het eindrapport van de enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer heeft veroorzaakt. „Ik herken mij niet in de vertaling die die reactie heeft gekregen als zou ik het rapport niet serieus nemen”, liet hij gisteren na afloop van de ministerraad weten.

Kok benadrukte dat hij kort na het verschijnen van het rapport, toen hij zijn reactie gaf, al goed op de hoogte was van de inhoud. Een snelle reactie leek hem gepast. „Ik had de kwalificaties van de media wel eens willen horen als ik niet direct had gereageerd. 's Morgens vroeg stonden ze al voor het Torentje voor een reactie van mij op de uitgelekte conclusies.”

Het leek Kok gepast direct zijn waardering uit te spreken over het werk dat de commissie heeft verricht. „Ik heb toen gezegd dat de passages over het onvolledig informeren van de Tweede Kamer door het kabinet om een heel nauwgezette analyse vragen. En dat de relatie die wordt gelegd tussen de ramp en gezondheidsklachten ook bijzondere aandacht vraagt”, aldus Kok.

Op de vraag wat hij vindt van de door commissievoorzitter Meijer gewekte suggestie dat hij wellicht meineed zou hebben gepleegd, reageerde Kok: „Ik zie niet op tegen het debat hierover in de Tweede Kamer.”

Vragen
De fracties in de Tweede Kamer hebben gisteren de schriftelijke vragen ingediend die zij de commissie en het kabinet over het Bijlmerrapport willen stellen. Dat waren er in totaal meer dan duizend, waarvan iets meer dan 300 aan het kabinet. D66 is koploper met zo'n 200 vragen.

Alle fracties willen dat de commissie opheldering geeft over de conclusie in het eindrapport dat er een directe relatie bestaat tussen de ramp en gezondheidsklachten. Daarnaast roept een groot aantal fracties de commissie ertoe op per minister duidelijk te maken wanneer die de Tweede Kamer onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist heeft geïnformeerd. En de Tweede Kamer wil weten wat de commissie bedoelt met de opmerking dat het aantal malen dat de Kamer niet correct is geïnformeerd „te groot” is.

Ook de conclusie van de commissie dat traagheid en onderschatting bij de overheden de gezondheidsklachten in aard en aantal deden toenemen, roept veel vragen op bij de verschillende fracties. Alle partijen vragen zich af hoe de conclusies van de commissie zich verhouden tot de mening van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam dat er geen relatie met de ramp is aangetoond en dat gericht medisch onderzoek daarom geen zin heeft.

Eigen minister
D66 stelt daarnaast een aantal gedetailleerde vragen over haar eigen minister Borst, zoals het CDA dat doet ten aanzien van voormalig minister Maij-Weggen van Verkeer. De christen-democraten willen dat het kabinet een oordeel geeft over de uitspraken die de commissie doet over Maij-Weggen. D66 vraagt waarom de commissie de voorganger van Borst niet onder ede heeft gehoord.

Verder wil D66, net als GroenLinks, dat de commissie dieper ingaat op de rol van de minister van Verkeer en Waterstaat (tot 1994 Maij-Weggen en van 1994 tot 1998 Jorritsma). D66 vraagt ook, net als de PvdA, op welke momenten en in welke context premier Kok de Bijlmerramp in de ministerraad aan de orde had moeten stellen.

De conclusie dat de overheid onvoldoende aandacht heeft gegeven aan al dan niet op waarheid berustende maatschappelijke onrust vinden de meeste fracties niet duidelijk onderbouwd. Diverse partijen vragen waarom niet alle deelconclusies in de eindconclusies terug te vinden zijn en waarom de eindconclusies soms minder hard lijken dan de deelconclusies.

Het grote aantal vragen is geen unicum. Over het eindrapport van de IRT-enquêtecommissie stelde de Tweede Kamer ook honderden vragen.