Binnenland24 april 1999

Onderschatting van het incident leidde tot slordige behandeling

De vitaliteit van de democratie

Door P. van de Breevaart
Het donderdag gepresenteerde rapport van de enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer geeft aan dat de Nederlandse parlementaire democratie de innerlijke kracht heeft om zichzelf onder de loep te nemen. Een belangrijk resultaat van deze enquête is de constatering dat het stelsel vitaal genoeg is om afbladdering van imago's van personen te doorstaan.

De eindconclusies van het rapport zijn niet mis en daarom zijn ze in de media inmiddels al talloze malen herhaald. Er was in het kabinet onvoldoende oog voor de maatschappelijke onrust, de Tweede Kamer is een aantal malen „onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist geïnformeerd” en de gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners zijn onderschat of uiterst traag behandeld.

De meest betrokken bewindslieden hebben het kamerlid R. van Gijzel hoogstwaarschijnlijk als een erg lastig 'kereltje' ervaren. De PvdA'er was uiterst vasthoudend, op het irritante af. Telkens maar weer zoemde hij als een horzel om hun hoofd en telkens maar weer bestookte hij hen met vragen over de Bijlmerramp.

Ongetwijfeld zullen de bewindslieden wel eens gedacht hebben dat ze wel wat beters hadden te doen dan het zich bezighouden met het achterhalen van feiten over een gebeurtenis die tot de voltooid verleden tijd behoorde. Wat betekent immers zo'n incident op lokaal niveau in vergelijking met het beleid, waarmee het nationaal belang is gemoeid?

Beleidscyclus
Op zichzelf beschouwd is zo'n gedachte helemaal niet zo vreemd. Immers, bewindslieden spoeden zich dagelijks van dossier naar dossier, voortgestuwd door ambtenaren, die veelal weinig oog hebben voor het totaal, zoals ook uit de enquête bleek.

Bewindslieden hebben in de uit vijf schakels bestaande beleidscyclus een heel dominante functie. Zij hebben uiteindelijk een stem in het initiëren van het beleid, ze laten zich informeren over de voorbereiding daarvan, zij zijn in kabinet en parlement betrokken bij de vaststelling en ze zijn ook verantwoordelijk voor de uitvoering.

Voor de laatste schakel in deze cyclus –de evaluatie van het beleid– is echter meestal geen tijd of er wordt in elk geval geen tijd voor vrijgemaakt. Dat heeft tot gevolg dat er ook niet geleerd wordt uit afgesloten projecten ten gunste van toekomstige. De Bijlmerramp was in de visie van de verschillende bewindslieden een afgesloten hoofdstuk. Dat moest ook zo blijven, want er was geen tijd voor een grondige evaluatie en de daardoor ingegeven maatregelen.

Premier Kok
Het tekent de persoon van premier Kok dat hij, zo is uit het rapport van de enquêtecommissie op te maken, zo gefixeerd is op de grote lijnen en dat details (zoals de nasleep van een Bijlmerramp) hem niet aanspreken. Dat breekt hem nu op. De commissie verwijt hem gebrek aan coördinatie. De premier heeft zijn positie als voorzitter van de ministerraad niet ingevuld.

Dat dit verwijt een voltreffer was, bleek uit de reactie van de premier. Hij koos ervoor nog dezelfde dag in de tegenaanval te gaan. Hij probeerde in een ontmoeting met de pers twijfel te zaaien over de degelijkheid van het onderzoek. De eindconclusies zouden niet geheel sporen met de conclusies van de verschillende hoofdstukken. Bovendien is het de vraag of de conclusies gestaafd worden door feiten.

Het kan niet anders of de premier koos de tegenaanval uit drang naar behoud van zijn coalitie en om tijd te winnen. Het is vrijwel ondenkbaar dat zijn kabinet blijft zitten als de twee vice-premiers (Jorritsma-Lebbink en Borst-Eilers) besluiten finale consequenties te verbinden aan het 'harde' oordeel van de commissie en opstappen.

Ministerscrisis
Weliswaar behoeft een ministerscrisis niet per definitie tot een kabinetscrisis te leiden. Maar nu het om twee vice-premiers en dus beeldbepalende bewindslieden gaat, ligt dat toch een slag anders. De premier koos donderdag de tegenaanval door de kritiek van de enquêtecommissie op de bewindslieden tot kritiek op het voltallige kabinet te verklaren.

Door die –overigens niet op feiten gebaseerde– vertaalslag plaatst de premier het komende debat in de Tweede Kamer over het Bijlmerrapport onder de dreiging van een kabinetscrisis. Opnieuw geeft Kok hiermee een signaal af dat hij eigenlijk niet goed kan omgaan met kritiek op zijn persoon en op zijn ploeg.

De premier had er beter aan gedaan voorlopig maar eens geen commentaar te geven of in elk geval daarin terughoudend te zijn. Onmiskenbaar heeft de enquêtecommissie aangetoond dat er een forse kloof bestaat tussen burgers en politiek. Kok beloofde bij zijn aantreden als premier in 1994 dat hij er alles aan zou doen om die kloof te verkleinen.

Hardhorendheid
Hij sprak toen ook mooie woorden over versterking van het vertrouwen van burgers in de politiek. Alleen een betrouwbare overheid krijgt het noodzakelijke respect, zo moet hij toen gedacht hebben. Maar die overheid –in dit geval het kabinet– moet dan wel oren hebben om signalen uit de bevolking op te vangen.

En als er sprake is van hardnekkige hardhorendheid, is het aan de Tweede Kamer als volksvertegenwoordiging om op onderzoek uit te gaan en bij geconstateerde doofheid het kabinet de oren te wassen. Het is de kracht van de Nederlandse democratie dat het stelsel niet in duigen valt als het imago van hoofdpersonen door eigen schuld afbladdert.

De grote waarde van de Bijlmerenquête is dat zij heeft bijgedragen aan herstel van vertrouwen van het volk in de Nederlandse parlementaire democratie. Dat daarbij tekortkomingen in het bestuur aan het licht zijn gekomen is ten diepste van secundair belang. De Bijlmerramp is in politiek opzicht schromelijk onderschat en door bewindslieden dienovereenkomstig slordig bejegend.

Het is de vraag of er bij dit incident in politieke zin sprake van is dat bewindslieden de Tweede Kamer bewust en opzettelijk hebben misleid. Als dat het geval is, moet het gevolgen hebben in de vorm van een motie van afkeuring en dus het ontslag van de betrokken bewindspersoon. Als dat niet het geval is, moet er geleerd worden uit de gemaakte fouten, waarvan het negeren van signalen van verontrusting uit de bevolking een heel belangrijke is.