Binnenland22 april 1999

T. Netelenbos

Mevrouw Netelenbos was te kort minister van Verkeer en Waterstaat om een grote rol te spelen in de Bijlmerenquête. Toch is haar bemoeienis met het Bijlmerdossier niet nihil en de commissie is kritisch over die bemoeienis.

Eind vorig jaar wees een stuurgroep van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, waaraan minister Netelenbos op dat moment al leiding gaf, het aanbod van de Economische Controledienst (ECD) om via verzekeringsinstanties verder onderzoek te doen naar de lading van het ramptoestel, van de hand. Daarop kwam tijdens de openbare enquêteverhoren kritiek: de afwijzing zou passen in het totaalbeeld van een lakse houding van het ministerie ten aanzien van de Bijlmerramp.

Tijden haar openbare verhoor gaf Netelenbos de reden voor de afwijzing weer. „We hebben toen pas op de plaats gemaakt vanwege de enquête”, zo liet ze de commissie weten. Die is echter, blijkens haar eindrapport, niet tevreden met het verweer. „De commissie waardeert de intentie van de stuurgroep, maar had een nader overleg over de mogelijkheden tot nader onderzoek op dat moment beter op zijn plaats gevonden.”

Overigens lijkt dat in contrast te staan met het verwijt dat de commissie maakt aan het adres van de diverse ministeries die tijdens de Bijlmerenquête juist besloten de draad op te pakken en met hernieuwde intensiteit aan het werk gingen om de hiaten in hun deel van het Bijlmerdossier in te vullen. „Wanneer alle vragen en onduidelijkheden die de afgelopen 6,5 jaar aan de orde zijn geweest geen aanleiding waren voor handelend optreden, ziet de commissie niet waarom gedurende de 6 maanden dat de werkzaamheden van de commissie hebben geduurd, de werkzaamheden geïntensiveerd moesten worden”, zo luidt een van de laatste regels van het eindrapport. „Bovendien werd daardoor op onderdelen het werk van de commissie bemoeilijkt.”