Binnenland22 april 1999

Inspectie handelde „medisch onverantwoord”

Ramp wellicht oorzaak
auto-immuunziekte

Door A. de Jong
DEN HAAG – De minimaal dertien gevallen van auto-immuunziekte onder bewoners van de Bijlmer en onder hulpverleners staan „mogelijk” in relatie tot de Bijlmerramp.

Met die conclusie legt de commissie in haar eindrapport een ander accent dan het Academisch Medisch Centrum (AMC), dat recent in een rapport aangaf dat er tussen beide zaken geen verband is vast te stellen.

De Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid heeft signalen over het voorkomen van auto-immuunziekten „onvoldoende op waarde geschat”, aldus de commissie.

Daarmee velt de ploeg van kamerlid Meijer een hard oordeel over de Hoofdinspectie, die volgens haar op grond van bovengenoemde signalen „meer initiatief had moeten nemen tot individueel lichamelijk onderzoek.”

Bij auto-immuunziekten keert het afweersysteem zich tegen het lichaam zelf. Dergelijke ziekten kunnen onherstelbare schade aan organen veroorzaken. Juist daarom is een tijdige diagnose van het grootste belang, aldus de commissie. In dat licht vindt zij het handelen van de inspectie „medisch en maatschappelijk onverantwoord.”

De Hoofdinspectie krijgt in het eindrapport van de commissie nog meer vegen uit de pan. Niet duidelijk is of de inspectie de minister tijdig heeft geïnformeerd over de afspraak met het AMC om geen lichamelijk onderzoek te doen. In elk geval heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Tweede Kamer niet expliciet geïnformeerd over deze beslissing, ook niet wanneer daar nadrukkelijk naar werd gevraagd.

Spoedig onderzoek
De enquêtecommissie beveelt aan zo spoedig mogelijk te starten met een lichamelijk onderzoek onder de bewoners en hulpverleners door een team van specialisten, „waarbij uitgebreid gekeken wordt naar alle gezondheidsklachten die de patiënt in verband brengt met de Bijlmerramp.” Het ministerie van VWS dient dit mede te financieren. Ook moet er voorlichting komen over mogelijke gevolgen van de ramp. Minister Borst heeft deze beide zaken overigens al toegezegd.

Volgens de commissie bestaat er een directe relatie tussen de gezondheidsklachten van bewoners en hulpverleners en de ramp in de Bijlmermeer. Die relatie is echter vooral duidelijk als het om de psychische klachten gaat. Uit de inventarisatie van het AMC blijkt dat er in 1998 nog zeker honderd mensen rondliepen met een posttraumatische stress-stoornis: zij beleven de ramp steeds opnieuw, dromen erover en hebben regelmatig het gevoel dat de vreselijke gebeurtenissen zich opnieuw voordoen.

Een verband met eventuele lichamelijke schade is veel moeilijker te leggen. Het is in elk geval „onwaarschijnlijk dat grote groepen bewoners en hulpverleners uraniumvergiftiging hebben opgelopen.” Wel is het mogelijk dat „onder specifieke omstandigheden enkele individuen zoveel uraniumoxide hebben binnengekregen dat zij daardoor een besmetting hebben opgelopen.”

Traagheid
De gezondheidsklachten van bewoners en hulpverleners zijn uiteindelijk „in aantal en aard toegenomen door traagheid en onderschatting bij lokale en landelijke overheden”, oordeelt de ploeg van kamerlid Meijer.

Te weinig gingen de desbetreffende overheden uit van de feitelijke gezondheidsklachten van betrokkenen. Zij waren er te sterk op gespitst de oorzaak van die klachten in een directe relatie te brengen tot de lading van het toestel.

Maar bij een brand van deze omvang zijn allerlei materialen en goederen, zoals kerosine, verf, lijmen en dergelijke. betrokken. Voor grote groepen zijn hier geen chronische gezondheidsklachten uit voortgekomen, aldus de commissie, „maar het is niet uit te sluiten dat individuen, afhankelijk van de situatie waarin zij zich bevonden, wel chronische gezondheidsklachten hebben opgelopen.” Het ministerie van VWS heeft veel te lang gewacht om naar deze klachten individueel lichamelijk onderzoek te doen.

Hoewel de eerste opvang van bewoners en slachtoffers chaotisch verliep, is de materiële opvang in 1992 „adequaat” verlopen. De psychische nazorg door riagg en GG&GD daarentegen is op een aantal punten tekortgeschoten. Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft naar de mening van de commissie vanaf 1994 „onvoldoende uitvoering gegeven aan de wettelijke taak om inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie in Amsterdam-Zuidoost.”