Binnenland 19 april 1999

Besturen gewaarschuwd voor wet die ouders meer invloed geeft

„Aantal VGS-scholen loopt gevaar”

Van onze onderwijsredactie
ROTTERDAM – Behoudende dorpsscholen met ouders die de grondslag niet onderschrijven maar slechts respecteren, lopen gevaar. Deze ouders kunnen straks met een beroep op de wet een bestuurszetel opeisen en krijgen daarmee de mogelijkheid de identiteit van de school te veranderen. Besturen doen er goed aan zich nu al tegen dit scenario te wapenen.

Zowel ir. B. J. van der Vlies, SGP-fractievoorzitter in de Tweede Kamer, als ds. M. Golverdingen, VGS-voorzitter, vroeg zaterdag aandacht voor dit probleem tijdens de jaarvergadering van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) in Rotterdam. Het betreft vooral hervormde dorpsscholen met een reformatorisch karakter die, vanwege evangelisatiemotieven, ook kinderen uit andersdenkende en onkerkelijke gezinnen toelaten.

De ouders van deze kinderen onderschrijven de grondslag niet, maar respecteren die. Tot nu toe kunnen zij om die reden uit het bestuur worden geweerd. De regering is echter bezig met wetgeving om de positie van ouders op school te versterken. Als de paarse plannen doorgaan, krijgen alle ouders straks dezelfde rechten. Daar zit de gedachte achter dat als de school de kinderen toelaat, zij ook de ouders volwaardig moet accepteren.

Ds. Golverdingen gaf twee oplossingen om mogelijke problemen te voorkomen. Als het zuiver kerkelijke scholen betreft –de plaatselijke kerkenraad is schoolbestuur– dan kunnen zij beter een andere rechtspositie kiezen, bijvoorbeeld die van zelfstandig onderdeel van een kerkgenootschap. Deze rechtsvorm wordt beter beschermd door de overheid.

Als die aanpassing niet mogelijk is, moeten de desbetreffende besturen overwegen het toelatingsbeleid aan te scherpen, aldus de VGS-voorzitter. „Het kan beter zijn een deel van de leerlingen te verliezen en in afgeslankte vorm voort te bestaan, dan de oude gereformeerde standpunten prijs te geven.”

Het recente CDA-pleidooi om eens in de 5 jaar met de ouders te discussiëren over de identiteit van de school, wees ds. Golverdingen van de hand. „Als het CDA daarmee het komende regeringsvoorstel de wind uit de zeilen denkt te nemen, is dat wel heel naïef gedacht.” Volgens hem strooien de christen-democraten zichzelf zand in de ogen door te suggereren dat hun voorstel teruggaat naar de oorspronkelijke betekenis van de vrijheid van onderwijs: de school aan de ouders. „Hoe men over deze leuze ook denkt, het ging in 1919 wel om ouders die onderwijs begeerden vanuit een uitgesproken levensbeschouwelijke visie, hetzij orthodox-protestants, hetzij rooms-katholiek. Dat is een andere invalshoek dan nu wordt gekozen.”

Dood paard
SGP-fractievoorzitter Van der Vlies –hij sprak op de VGS-vergadering over reformatorische scholen in de 21e eeuw– noemde het opmerkelijk dat, ondanks de secularisatie, nog veel ouders voor een christelijke school kiezen. Tegelijk stelde hij vast dat de signatuur van veel christelijke scholen „vaak zo open en vrijblijvend is, dat deze nog nauwelijks een drempel voor andersdenkenden is.”

De discussie in de Kamer om de vrijheid van onderwijs, artikel 23 van de Grondwet, te herijken, noemde Van der Vlies „trekken aan een dood paard.” Toch moet er rekening mee worden gehouden, aldus de SGP'er, dat de regering een breekijzer zal vinden om de vrijheid van onderwijs anders uit te leggen dan tot nu toe gebruikelijk is. „Ik vind dat we de wacht moeten blijven betrekken bij het artikel, ook al zeggen anderen dat dit beginsel zo vanzelfsprekend is dat het niet langer apart verankerd hoeft te blijven. Als de vos de passie preekt, boer, pas op je ganzen.”

Van der Vlies benadrukte het belang van een goede relatie tussen ouders en bestuur, maar zei tegelijk dat besturen „volstrekt autonoom” moeten blijven in hun benoemings- en toelatingsbeleid. „Zij zijn de dragers van de vrijheid van onderwijs en moeten onderschrijving van de grondslag kunnen blijven vragen.”

Het idee van RPF-fractievoorzitter Van Dijke om visitatiecommissies in het christelijk onderwijs aan te stellen die scholen gaan beoordelen op hun identiteit, wees Van der Vlies af. „Het voorstel is niet van risico's ontbloot en dus onverstandig. Als dat op vrijwillige basis door scholen van een bepaalde denominatie wordt georganiseerd, is het tot daar aan toe, maar overheidsbemoeienis moeten wij op dit vlak helemaal niet willen hebben. Het risico dat zoiets uitgroeit tot inhoudelijke inmenging is veel te groot.”

Eigen methodes
Tijdens de vragenbeantwoording beklemtoonde Van der Vlies de noodzaak in het reformatorisch onderwijs om aan eigen lesmethodes te blijven werken. „Het is een hele klus en het kost veel geld, maar ik hoop dat in uw midden de uitdaging bestaat om ermee door te gaan. Het zou nog mooier zijn als uw methodes vanwege hun goede kwaliteit de belangstelling van anderen zouden wekken. Dan draaien we de zaken om.”

Over de groeiende invloed van de evangelische beweging in reformatorische kring, door Van der Vlies als „EO-isering” aangeduid, merkte de SGP'er op: „We kunnen ons terecht zorgen maken; is het niet de onbetaalde rekening van de kerk dat zo veel jongeren zich door de EO aangesproken voelen? Laat ik eerlijk zijn: de EO heeft best iets aantrekkelijks; je kúnt er wat mee, je dóét er wat voor. Maar het geworteld zijn in Schrift en belijdenis zou voor ons onopgeefbaar moeten zijn. Het gaat ten diepste over zijn en schijn. Daar zit niets tussen; het luistert nauw.”

Ds. Golverdingen kondigde aan dat de VGS in de toekomst mogelijk een groter beroep op de offervaardigheid van de achterban moet gaan doen. „De financiële cijfers zien er nog gezond uit, maar dat komt door de grote bijdrage van de overheid aan vernieuwingsprojecten. Die bijdrage zal drastisch teruglopen. De nieuwe bewindslieden willen rust in het onderwijs en zullen ook in dit opzicht hun woord gestand doen door minder geld beschikbaar te stellen.”