Binnenland17 april 1999

Bijlmerenquête leidt waarschijnlijk niet tot bijltjesdag

Met dank aan Milosevic

Door P. Chr. van Olst
Het boekwerk is nog in de maak. Maar nu al staat vast dat de ongetwijfeld vuistdikke paperback over het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer een bestseller wordt. De eerste lezers van het eindrapport dat de commissie volgende week donderdag presenteert –kamerleden, ministers en journalisten– zullen zich vooral richten op de conclusies. Wordt het bijltjesdag in Den Haag?

Parlementaire enquêtes zijn voor de betrokken bewindslieden gevaarlijke projectielen. Dat bewijst de recente politieke geschiedenis. Drie van de vijf voorgaande parlementaire enquêtes leidden tot het onmiddellijke vertrek van één of meer bewindslieden. In de overige twee gevallen konden de desbetreffende ministers en staatssecretarissen blijven zitten, maar was hun politiek blazoen ernstig bezoedeld.

De eerste echte parlementaire enquête die de Tweede Kamer deze eeuw instelde, was die naar de miljardensteun voor het scheeps- en machinebouwconcern Rijn-Schelde-Verolme (RSV), dat in 1983 alsnog op de fles ging. Het eindrapport van de commissie-Van Dijk wees de vice-premier van het eerste kabinet-Lubbers, de liberaal Van Aardenne, als hoofdschuldige aan. Zijn optreden als minister van Economische Zaken in het eerste kabinet-Van Agt zou „ronduit misleidend en daarom onaanvaardbaar” zijn geweest. De geblameerde bewindsman mocht zijn termijn uitzitten, maar verdween vervolgens roemloos uit de politiek. Niet ten onrechte typeerde de toenmalige SGP-fractievoorzitter Van Rossum hem als „aangeschoten wild.”

In 1986 volgde de parlementaire enquête naar de bouwsubsidies. Duidelijk was dat het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) met woningbouwprojecten had gemanipuleerd om zo hogere overheidssubsidies te verwerven. Het ABP meldde echter dat het dit met uitdrukkelijke instemming van het ministerie van VROM had gedaan. De enquêtecommissie, voorgezeten door de huidige minister van Sociale Zaken, De Vries, sprak een hard oordeel uit over het ministerie. Dat leidde tot het vertrek van de politiek verantwoordelijke staatssecretaris Brokx (CDA). Als hoofdschuldige wees de commissie oud-minister Gruijters (D66) aan, maar hij had de politiek al verlaten.

Enkele jaren later, in 1988, stelde de Kamer een enquête in om de onderste steen boven te krijgen in de paspoortaffaire. Waarom slaagde de overheid er maar niet in om een fraudebestendig paspoort te laten ontwerpen? De enquêtecommissie, onder voorzitterschap van de huidige minister van Onderwijs, Hermans, had er nog geen 3 maanden voor nodig om die vraag te beantwoorden. Zij betitelde het beleid van de liberale minister Van Eekelen van Defensie en de christen-democratische staatssecretaris Van der Linden van Buitenlandse Zaken als „gebrekkig, chaotisch, onvoldoende en nalatig.” Nog voor de Kamer over dat oordeel debatteerde, trok Van Eekelen zijn conclusie en ging heen. Enkele dagen later volgde Van der Linden.

Tijdens de zittingstermijn van het derde kabinet-Lubbers volgden nog twee parlementaire enquêtes. De eerste was die naar het stelsel van de sociale verzekeringen. De enquêtecommissie-Buurmeijer concludeerde dat dit stelsel buitengewoon slecht in elkaar stak en dat er ieder jaar nodeloos miljoenen over de balk werden geslingerd. Daarbij deed de commissie ingrijpende voorstellen voor stelselherziening. Door onenigheid tussen de coalitiepartners CDA en PvdA kan staatssecretaris Simons slechts een deel van die voorstellen doorvoeren. Koppen rolden er ditmaal niet.

Bij de parlementaire enquête naar de IRT-affaire rolden er in een laat stadium wel koppen. Het derde kabinet-Lubbers was al demissionair, toen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, Hirsch Ballin en Van Thijn, hun portefeuilles inleverden. Persoonlijk falen en het nemen van politieke verantwoordelijkheid gingen hand in hand bij de keus van de beide bewindslieden.

Statistiek
De balans van de voorgaande parlementaire enquêtes is voor de ministers die met spanning uitkijken naar de presentatie van het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer weinig hoopgevend. In de nasleep van in totaal vijf enquêtes moeten opgeteld zes bewindslieden hun positie prijsgeven. Puur statistisch geredeneerd zou het donderdag verschijnende rapport dus tot het vertrek van ten minste één minister moeten leiden.

Er is echter meer dan de statistiek. De Bijlmerenquête steekt qua publieke belangstelling met kop en schouders boven haar voorgangers uit. De kijkcijfers van de rechtstreekse televisie-uitzendingen van de openbare verhoren verdubbelden ten opzichte van de IRT-enquête, die op zich ook al veel belangstelling genoot. Bovendien waren de openbare verhoren ditmaal voor het eerst live te volgen via de radio en op Internet.

Lopende de parlementaire enquête sloeg de enorme publieke belangstelling om in publieke verontwaardiging over alles wat er in de nasleep van de Bijlmerramp op 4 oktober 1992 mis ging. Meer dan bij vorige parlementaire enquêtes liep het vertrouwen in de politiek een deuk op. Om dat vertrouwen te herstellen stelde premier Kok halverwege de enquête een aantal ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat op non-actief. Zo'n actie is voor de geschiedenis van de parlementaire enquête absoluut uniek. Zij wakkerde het publieke gevoelen aan dat nu ook bewindslieden niet meer onbeschadigd weg kunnen komen.

Drie dames
Zo beschouwd, moet de Bijlmerenquête leiden tot het vertrek van meer bewindslieden dan bij voorgaande enquêtes. Meer dan voorheen is van belang dat de politiek nu daden stelt en verantwoordelijkheid neemt. Wanneer dat werkelijk zal plaatshebben in de sfeer van het heengaan van bewindslieden, valt in de eerste plaats te denken aan drie vrouwelijke ministers, onder wie de twee vice-premiers: de dames Jorritsma-Lebbink, minister van Economische Zaken en vice-premier, VVD-politica; Borst-Eilers, minister van Volksgezondheid en vice-premier, D66-politica en Netelenbos-Koomen, minister van Verkeer en Waterstaat, PvdA-politica.

Als de commissie een politieke hoofdschuldige zal aanwijzen, is dat ongetwijfeld mevrouw Jorritsma. Zijn was in het eerste paarse kabinet (1994-1998) minister van Verkeer en Waterstaat en als zodanig nauw betrokken bij de politieke afwikkeling van de Bijlmerramp in de jaren daarna. In die periode deden steeds meer geruchten de ronde dat de ramp aanzienlijke gezondheidsschade zou hebben veroorzaakt bij hulpverleners en slachtoffers en dat de toedracht van het ongeval helemaal niet zo degelijk was uitgezocht als tot dan toe werd aangenomen.

Met de wetenschap van nu kan de commissie vaststellen dat Jorritsma de Kamer een paar keer onjuist inlichtte. Zo stelde zij aanvankelijk dat het onderzoek naar de vrachtbrieven „goed en volledig” was verlopen, dat alle gegevens „exact” klopten en dat er in de Verenigde Staten geen aanvullende papieren meer waren te vinden. De commissie achterhaalde echter zelf wel degelijk nog onbekende vrachtdocumenten bij een Amerikaans bedrijf.

Uit de openbare verhoren is het beeld gerezen dat Jorritsma en haar ambtenaren zich veel te laat hebben ingespannen om de waarheid over de lading op tafel te krijgen. Ook over de intensiteit van de pogingen zijn twijfels. Tot twee keer toe werd een aanbod van de Economische Controledienst (ECD) om nader onderzoek te doen, afgewezen. Ondanks uitdrukkelijk verzoek van de ECD schreef Jorritsma geen brief naar haar ambtsgenoot Weijers van Economische Zaken om verder te kunnen speuren. Ook bij de afhandeling van de uranium-kwestie toonde Jorritsma erg weinig initiatief.

Gezondheidsklachten
Mevrouw Borst-Eilers is sinds 1994 minister van Volksgezondheid en sinds 1998 vice-premier. Zij was al die jaren verantwoordelijk voor het overheidsbeleid ten aanzien van de gezondheidsklachten van slachtoffers en hulpverleners die betrokken waren bij de Bijlmerramp. Zelf zeggen de betrokkenen dat hun klachten nooit echt serieus zijn genomen. Er kwam voor hen als groep geen speciaal lichamelijk onderzoek. Bovendien weigerde het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aangeboden toxicologisch onderzoek.

De boodschap van het Amsterdamse Academisch Medisch Centrum dat afgelopen dinsdag na breedvoerig onderzoek meldde geen relatie te hebben gevonden tussen de klachten en de Bijlmerramp zal mevrouw Borst enigszins hebben gerustgesteld. Maar ook voor haar blijft de vraag in hoeverre de enquêtecommissie haar optreden als laks of tekortschietend zal typeren.

Mevrouw Netelenbos ten slotte, is sinds vorig jaar minister van Verkeer en Waterstaat. Als zodanig is zij strikt genomen politiek verantwoordelijk voor alles wat er in de loop der tijd misging op het departement waaraan zij momenteel leiding geeft. Het is echter in politiek Den Haag langzaam gewoonte aan het worden om bewindslieden niet iets aan te rekenen als zijzelf daarop geen invloed hebben kunnen uitoefenen.

Wat dat betreft heeft Netelenbos weinig te vrezen. Haar betrokkenheid bij de Bijlmerramp is echter niet louter formeel. Zij was in oktober vorig jaar al minister, toen de Rijksluchtvaartdienst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat een brief naar de ECD stuurde, waarin werd gesteld dat het niet nodig was om bij verzekeringsinstanties nader onderzoek te doen naar de vrachtbrieven.

Zenuwachtiger
Naarmate de presentatie van het eindrapport nadert, worden de politieke partijen in Den Haag, vooral de coalitiepartijen PvdA, VVD en D66, zenuwachtiger. Welke oordelen zal de commissie uitspreken over welke bewindslieden? Hoe harder het oordeel, hoe moeilijker de bewindslieden in het zadel zijn te houden. En natuurlijk ziet geen enkele partij graag hoe een 'eigen' minister naar huis wordt gestuurd.

Reken maar dat de coalitiefracties momenteel druk bezig zijn met het uitwerken van strategieën om te reageren op het eindrapport van de commissie en hoe zij zullen optreden in het kamerdebat dat daarop zal volgen. Een eenvoudig excuus van de betrokken bewindslieden volstaat niet, weten de kamerfracties. Het simpele „sorry” waarmee diverse bewindslieden de afgelopen jaren wisten te overleven, zal in het geval van de Bijlmerenquête op een storm aan maatschappelijk protest stuiten en mogelijk stemmenverlies tot gevolg hebben.

Een mogelijkheid voor de coalitiepartijen om de eigen mensen in het zadel te houden, is de hand in eigen boezem te steken. De fracties zouden publiekelijk kunnen bekennen dat ook zij het Bijlmergebeuren lang hebben onderschat en daaraan toevoegen dat ze de betrokken bewindslieden een gebrek aan initiatief om die reden niet zwaar zullen aanrekenen. Omdat het er niet naar uitziet dat het eindrapport ministers als Jorritsma, Borst en Netelenbos neer zal zetten als kwaadwillige, gemene manipulators en leugenaars, zou zo'n strategie kunnen werken.

Bij deze strategie hoort vervolgens wel dat Kamer en kabinet met veel besluitvaardigheid een groot aantal aanbevelingen van de commissie onverwijld doorvoert. Waarschijnlijk zal dat vooral voor de Rijksluchtvaartdienst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat consequenties hebben. Naar zich sinds de openbare verhoren laat aanzien, zal deze dienst heel wat kritiek te verwerken krijgen.

Suggestief
De VVD lijkt vooralsnog te gaan kiezen voor een andere strategie. Naar verluidt zal de liberale kamerfractie de kritiek die in de afgelopen weken over de parlementaire enquêtecommissie is uitgegoten aangrijpen om het eindrapport te bagatelliseren. Herhaaldelijk hebben critici opgemerkt dat de commissieleden een slechte verhoortechniek aan de dag legden en bovendien erg suggestief waren in hun vraagstelling. Met andere woorden: de commissie zou erg vooringenomen zijn en wilde veel te graag scoren, ook wanneer dat over de ruggen van onschuldigen moet.

De VVD kan zulke kritiek aanwenden om de positie van Jorritsma veilig te stellen. Zij kan de commissie al die modder nog een keer toewerpen om vervolgens de oordelen uit het eindrapport met een korreltje zout te nemen.

In dat geval komt commissielid Van den Doel van de VVD in een moeilijke positie terecht. Aan de andere kant is het zo dat juist Van den Doel zich volgens insiders momenteel sterk maakt om erg gematigde politieke conclusies in het eindrapport opgenomen te krijgen. Dat zou er zelfs in kunnen resulteren dat de commissie volgende week niet komt met een unaniem rapport, maar dat Van den Doel een minderheidsstandpunt inneemt.

Milosevic
Dat Jorritsma en Borst daadwerkelijk het veld zullen ruimen, is moeilijk voor te stellen. VVD en D66 ontlopen die schade natuurlijk het liefst, maar ook de PvdA zal zich wel twee keer bedenken om het hoofd van twee vice-premiers te eisen. Want het is niet onmogelijk dat het hele kabinet dan het werk zal neerleggen.

Hier kan de oorlog in de Balkan uitkomst brengen. Het klinkt raar, maar de NAVO-acties waarbij ook Nederland is betrokken, redden mogelijk het paarse kabinet. De oorlog vereist namelijk absolute binnenlandse eenheid. Wanneer in Nederland op dit moment plotsklaps verkiezingen, coalitiebesprekingen en formatie moeten worden ingelast, zou dat voor de NAVO een uitermate ongewenste ontwikkeling zijn. Duurt de oorlog voort, dan is het meest waarschijnlijke Bijlmerscenario: „We drinken een glas, we doen nog een plas en laten alles precies als het was.” Met dank aan Milosevic.