Binnenland29 maart 1999

Verslagenheid en rouw na busramp met scholieren uit Limburg

„Je wilt troosten, maar er
valt niets te troosten”

Door J. van Klinken en J. Visscher
WIESBADEN/GELEEN – Ruw kwam er vrijdagavond een einde aan de reis van leerlingen van de Albert Schweitzerschool in Geleen. Drie uur na vertrek stortte de bus naar beneden. Twee meisjes overleefden de crash niet. Een gewonde leerlinge: „Alles gebeurde in een roes. Ik had na het ongeluk nog een computerspelletje in m'n hand.”

Zittend in haar bed in het kleine ziekenhuis van Idstein vertelt de 14-jarige Kim Poulissen uit Geleen hoe haar langverbeide sneeuwvakantie naar Oostenrijk veranderde in een nachtmerrie. Haar ouders zwaaiden haar vrijdagmiddag om 5 uur uit. Om 8 uur lag de bus in een beekje onder aan de Duitse autobaan.

Met ontzetting in haar ogen herinnert Kim zich hoe de bus plotseling hevig begon te wiebelen. „Sommigen zagen het aankomen en gilden, de bus helde over. Voor we het wisten, lagen we beneden.”

Ze moet diep nadenken voor ze kan vervolgen. Haar herinneringen bestaan uit flarden. De havo-3-leerlinge heeft een lichte hersenschudding en is even buiten bewustzijn geweest. „Iemand moet de ruiten hebben ingeslagen, want ik weet dat we door de ramen naar buiten zijn geklommen. Het was heel onwerkelijk. Buiten lag mijn vriendin in het gras. Ze was er slechter aan toe dan ik. In mijn hand had ik nog steeds het computerspelletje dat ik aan het doen was. Alles gebeurde in een roes.”

In het andere bed op de verduisterde ziekenhuiskamer ligt haar vriendin Martine Stans. Ze heeft een zware hersenschudding en een beschadigde milt. Toch glimlacht ze alweer als Kim vertelt hoe ze ervoor heeft gezorgd dat ze samen met Martine op één kamer kwam te liggen.

Benauwde uurtjes
Voordat de ouders van Martine wisten hoe hun dochter het maakte, hadden ze de spannendste uren uit hun leven doorgemaakt. Haar vader las vrijdagavond rond 10 uur op teletekst over het busongeluk en sloeg direct aan het bellen. Een uur later en vele telefoontjes verder hoorde hij van de receptionist van het ziekenhuis in Idstein dat zijn dochter in het ziekenhuis lag, maar dat hij niets over haar toestand mocht zeggen.

Dodelijk ongerust wachtten Martines vader en moeder in het schoolgebouw in Geleen op definitief bericht. De opluchting was groot toen ze hoorden dat de verwondingen meevielen, maar de onrust sloeg opnieuw toe toen haar naam niet bleek te staan op een lijst met ongedeerden en lichtgewonden. Onder politiebegeleiding bereikten ze in ijltempo het ziekenhuis van Idstein. Eindelijk konden ze met eigen ogen vaststellen dat hun dochter het naar omstandigheden redelijk maakte. „Dat waren benauwde uurtjes”, zegt vader Stans in onvervalst Limburgs.

Gymleraar J. W. Hamers kan zijn emoties met moeite bedwingen. „We doken het talud af, de bus gleed 25 meter naar beneden en draaide half om. De achterkant kwam tegen een boom tot stilstand. Daar zaten de leerlingen die om het leven zijn gekomen”. Zijn stem stokt: „Ze hadden de pech dat ze op de verkeerde plek zaten.” Hij was een van de acht begeleiders die de leerlingen op hun wintersportvakantie vergezelden. „Wonder boven wonder brak er geen paniek uit. De reddingsactie verliep zeer gedisciplineerd”, prijst hij de leerlingen.

Een verklaring voor het ongeluk heeft hij niet. Sommigen hebben een klap gehoord, maar het enige dat hij zich kan herinneren is de wanhopige poging van de chauffeur om de bus in bedwang te houden. Nadat de reddingsactie was voltooid, wachtte Hamers nog een andere zware taak: het opvangen van de ouders van een van de slachtoffers. Hij voelde dat woorden tekortschoten. „Je wilt ze troosten, maar er valt niets te troosten.” Handenwringend wendt hij zich af.

Shock
Leider Gerhard Lang van de regionale reddingsdienst zegt verwonderd te zijn dat de leerlingen en hun begeleiders hun kalmte wisten te bewaren. In de 32 jaar dat hij dit vrijwilligerswerk doet, heeft hij nog niet eerder zo'n ernstig ongeluk meegemaakt. „We waren binnen 10 minuten ter plaatse. Veel leerlingen waren toen al naar boven geklauterd en hielpen elkaar de bus uit. De redding verliep vlekkeloos.”

Hij zag er persoonlijk op toe dat een aantal leerlingen extra begeleiding kreeg. Zij zaten bekneld terwijl direct naast hen een overleden klasgenootje lag. „Zij zijn in shocktoestand”, vermoedt de reddingsleider.

In de hermetisch afgeschermde Autalhalle van het dorpje Niedernhausen staren de leerlingen die ongedeerd zijn gebleven, elkaar met verslagen gezichten aan. Zij worden in dit tijdelijke opvangcentrum omringd door ouders en hulpverleners.

Zorgvuldig worden de leerlingen weggehouden bij de media. Als ze in de loop van zaterdagmiddag vertrekken, houden vrijwilligers van het Rode Kruis dekens omhoog om ieder contact met journalisten te vermijden. De terugtocht vindt plaats in kleine busjes. De meesten willen voorlopig niet meer in de touringcar die de ouders naar het opvangcentrum bracht. Half leeg keert de bus terug naar Limburg.

Vanaf de snelweg is weinig meer te zien van het afschuwelijke drama dat zich hier vrijdagavond afspeelde. Alleen een 50 meter lang spoor in de modder getuigt nog van de ramp. Beneden is meer van de ravage zichtbaar die de 200 hulpverleners aantroffen. De grond is volledig omgeploegd en bij een beekje liggen achtergebleven spullen.

Sigaretje
Geleen is geschokt. „Ik ben er kapot van. De kinderen hebben zeer dramatische uren achter de rug”, zegt burgemeester H. Lurvink. Haastig begeeft hij zich zaterdagmorgen rond 4 uur naar een crisisberaad in het politiebureau.

Aan de weg langs de Albert Schweitzerschool, ook in het centrum, scholen docenten bijeen. De eerste vogels kondigen een nieuwe dag aan. De leraren moeten leerlingen opvangen die zaterdagmorgen ook zouden vetrekken voor een schoolreis naar Polen. De excursie is afgelast. Een meisje hoort net van het busongeluk. Ze grist het pak shag uit de handen van vader. „Pap, sigaretje, ik ben zo zenuwachtig.”

De Albert Schweitzerschool schudt voor de tweede keer in korte tijd op haar grondvesten. Ruim een maand terug brandde een groot gedeelte van de school tot de grond toe af. P. Vroemen, leraar Nederlands/Engels: „Dit is de zoveelste jobstijding. De brand was erg, maar ik had veel liever gehad dat de hele school nu was afgefikt in plaats van de busramp.”

Angst
Twaalf uur, zaterdagmorgen. Op tafels in de kantine van de Albert Schweitzer staan honderden koffiebekertjes klaar. Trieste gezichten. Scholieren slaan troostend de armen om een huilend meisje. „Dit is zo erg”, zegt Ron Reinartz (15), pet op, bekertje koffie in de hand. „Ik had ook in de bus kunnen zitten.” Hij ging niet mee, omdat z'n vader „de reis te duur vond.”

Mieke Janssen, moeder van een van de leerlingen in de rampbus, moest tot zaterdagmorgen half 3 wachten voordat haar zoon Leon haar met de mobiele telefoon belde. „Ik heb uren in angst gezeten. Is-ie gewond? Is hem wat overkomen? De opluchting was groot toen ik zijn stem hoorde. „Mam, met Leon, hier ben ik. Een mannetje heeft me onderzocht.” Leon zei dat hij de bus was uitgekropen en samen met een vriendje naar de weg was gerend; daar ging hij staan zwaaien naar passerende auto's.”

Droevige glimlach
„Er heerst hier een sfeer van ongelooflijke triestheid”, zegt wiskundeleraar J. Lemmens, type vaderlijke docent. Hij buigt zich voorover. „In deze kantine loopt nu een jongen rond die in de klas werkelijk niet in toom is te houden. Je kunt in 1 minuut niet opnoemen wat-ie allemaal uitspookt. Raam opengooien, raam dichtgooien, tafeltje omsmijten, naar buiten schreeuwen. De dag na de brand liet-ie grijnzend een aansteker zien waaruit een extra grote vlam kwam. En nu, vandaag? Ik zei tegen hem: Jongen, nu leer ik je ook eens van een andere kant kennen. Hij lachte, 't was een droevige glimlach.”