Binnenland11 maart 1999

Kamerleden: Onze informatie was onjuist en onvolledig

Politici getuigen tegen Jorritsma

Door P. Chr. van Olst
DEN HAAG – Minister Jorritsma informeerde de Tweede Kamer in haar vorige functie als minister van Verkeer en Waterstaat onvolledig en onjuist over zaken die de Bijlmerramp betroffen. Tijdens de openbare verhoren van de parlementaire enquête Vliegramp Bijlmermeer van gisteren velden de Tweede-Kamerleden Van Gijzel (PvdA) en Rosenmöller (GroenLinks) dat harde maar onweerlegbare oordeel.

Voorjaar 1994. De Raad voor de Luchtvaart brengt rapport uit aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de toedracht van de Bijlmerramp. De Tweede Kamer wacht af.

Formeel heeft de minister precies een jaar om het rapport op haar departement af te handelen, alvorens ze het met een aantal beleidsaanbevelingen naar de Kamer moet sturen. Dat de minister dit jaar tot op het laatste uur gebruikt en het rapport dus pas in het voorjaar van 1995 naar de Kamer doorsluist, komt enkele kamerleden wat „curieus” over, maar op dat moment is er nog niets aan de hand.

Bij een deel van de Kamer rijst ergernis als op 26 april 1995 het eerste kamerdebat over de Bijlmerramp wordt gevoerd en minister Jorritsma een nogal apathische houding aanneemt, zo bleek gisteren toen de enquêtecommissie de Bijlmerwoordvoerders van de vijf grootste fracties verhoorde. D66-kamerlid Van 't Riet meent dat Jorritsma de toon zette voor het verdere Bijlmerdebat toen ze kamerleden die de vinger legden bij allerlei geheimzinnigheden en geruchten rond de ramp opriep om zich niet over te geven aan „een welhaast paranoïde situatie.”

PvdA-kamerlid R. van Gijzel wilde gisteren niet zo ver gaan dat hij Jorritsma die woorden euvel duidde, omdat ze zich er later voor excuseerde. Veel erger vindt hij „de attitude” die de minister tijdens dat debat aannam „dat veel dingen toch nooit meer boven tafel zouden komen.” Dat was ook de houding die mevrouw Van 't Riet en GroenLinks-fractievoorzitter Rosenmöller bij de bewindsvrouw waarnamen.

Onvolledig
Op 22 juni 1995 meldt minister Jorritsma de Kamer dat haar ministerie alle vrachtbrieven van de rampvlucht in haar bezit heeft en dat die documenten correct zijn. Ze zouden overeenkomen met het zogenaamde cargomanifest. De bewindsvrouw belooft het pakket papier naar de Kamer te zenden. Dat gebeurt enkele weken later. Daarop constateert Van Gijzel al gauw dat het pakket onvolledig is en dat er onjuistheden in zitten.

„Het pakket was maar zo dik”, duidde Van Gijzel gisteren, met zijn duim en wijsvinger maar 4 centimeter van elkaar. „En ik wist toen al met wat kennis van vliegtuigbelading dat het totaalaantal documenten veel groter moest zijn.” Heeft Jorritsma de Tweede Kamer dan onvolledig geïnformeerd?, vroeg commissievoorzitter Meijer gisteren. „Ja”, antwoordde Van Gijzel. En heeft ze ook onjuist geïnformeerd? Opnieuw luidde het antwoord bevestigend.

Van Gijzel had wat de informatie aan de Kamer betreft nog een belastend nieuwtje. In 1994 sprak hij in een sfeer van geheimhouding met diverse Schiphol-medewerkers van de Israëlische vliegmaatschappij El Al. Die vertelden hem over „een aparte status van El Al op Schiphol, over wekelijkse wapentransporten en over veelvoorkomende fraude met vrachtpapieren.”

Van Gijzel schakelde daarop de Binnenlandse Veiligheidsdienst in. Die stelde een onderzoek in, waarvan de PvdA'er na een eerste verhoor niets meer vernam. Hij informeerde ook de minister, die 3 maanden later tot zijn verbazing de Kamer meedeelde dat rond El Al „alles klopte.”

Fractieleider Rosenmöller van GroenLinks balde al de boosheid die hij de afgelopen jaren over de informatie van Jorritsma aan de Tweede Kamer opbouwde, gisteren samen in zijn verhoor. Volgens hem schond Jorritsma de vertrouwensregel tussen parlement en regering. „De informatie die de regering verstrekt moet correct zijn, anders kan de Kamer haar controlerende taak niet meer uitvoeren en verwordt ze tot een detectivebureau.”

Volgens Rosenmöller heerst bij het gros van de ministeries de cultuur om de Kamer „met zo min mogelijk informatie tevreden te stellen.” Hij gebruikte zijn verhoor om dat publiekelijk aan de kaak te stellen. „Met die cultuur ben je op den duur aan de verliezende hand, zo blijkt ook nu weer.”

Bijlmerboy
Hoewel iedereen inmiddels al wel wist dat de Tweede Kamer in 1995 onjuiste en onvolledige informatie kreeg, zal Jorritsma niet blij zijn geweest met het harde oordeel dat de kamerleden Van Gijzel, Rosenmöller en –in mindere mate– Van 't Riet onder ede over haar optreden velden. Dat Van Gijzel nog opmerkte dat Jorritsma in verhouding tot andere bewindslieden relatief veel aan de Bijlmerramp heeft gedaan, kon daaraan weinig afdoen.

Vooral het oordeel van Van Gijzel is betekenisvol. De PvdA-politicus is door collega's in het verleden wel verguisd als de ”Bijlmerboy”, die altijd van die overdreven vragen stelde als het om de Bijlmerramp ging. Gisteren noemde Van 't Riet het Bijlmerdossier nog „een beetje een Van Gijzel-dossier.” Van Gijzel is de man die de politiek in de loop der tijd steeds verder wist te interesseren voor de ”witte vlekken” rond de Bijlmerramp, een interesse die uitmondde in de huidige parlementaire enquête.

Bovendien is Van Gijzel lid van de grootste coalitiefractie in de Tweede Kamer. De PvdA zal zich later in het debat over het rapport van de enquête moeilijk kunnen distantiëren van het harde oordeel van haar fractielid die alles van het Bijlmerdossier weet.

Onthullinkjes
Van Gijzel had gisteren nog een aantal onthullinkjes voor de enquêtecommissie. Hij wist te vertellen dat ambtenaren van de Rijksluchtvaartdienst (RLD) in 1992, drie dagen na de ramp, besloten de informatie dat er verarmd uranium in het ramptoestel had gezeten niet door te geven aan de hulpverleners op de rampplek. Hun argument daarvoor luidde letterlijk: „Daar krijg je alleen maar gezeik van.”

Wellicht nog schokkender is het verhaal dat Van Gijzel wist te vertellen over het openbaar ministerie (OM). In overleg met Van Gijzel drong RLD-baas Weck er bij het OM op aan het rechtshulpverdrag met de Verenigde Staten te activeren om zo vrachtpapieren uit New York in handen te krijgen. Het OM weigerde echter dat uitdrukkelijke verzoek in te willigen.