Binnenland 10 maart 1999

Eerdere berichtgeving

Van Gijzel (PvdA) en Keur (VVD) uitersten

Fracties verdedigen
hun Bijlmeroptreden

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – De kamerleden die namens de diverse fracties in de afgelopen jaren het woord voerden in debatten over de Bijlmerramp, zijn relatief tevreden over de wijze waarop zij omgingen met het Bijlmerdossier. Hun kwalificaties variëren van „toereikend” tot „optimaal”.

Vandaag verschenen vijf (oud-)kamerleden voor de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. De eerste die vanmorgen aan de beurt kwam, CDA-politica mevrouw Y. van Rooij, gaf een goed overzicht van de „grote verschillen” in opstelling van de diverse kamerfracties. „Van Gijzel van de PvdA stond helemaal aan de ene kant als de actiefste, Keur van de VVD helemaal aan de andere kant. De rest, waaronder ik, zat er ergens tussenin.”

Het was alle kamerleden duidelijk dat Van Gijzel de politicus is die de stuwende kracht was achter de toenemende politieke interesse voor de Bijlmerramp. De PvdA'er was de eerste die signaleerde dat belangrijke vragen onbeantwoord waren gebleven en stelde daarover kamervragen, vroeg keer op keer debatten aan en kwam uiteindelijk met het voorstel om een parlementaire enquête in te stellen.

„De Bijlmerramp kreeg op een gegeven moment wel een beetje het imago van een Van Gijzel-dossier”, zo typeerde D66-kamerlid Van 't Riet het actieve optreden van haar PvdA-collega vanmorgen.

VVD-kamerlid P. Keur vond het allemaal overduidelijk maar een storm in een glas water en ergerde zich soms openlijk aan het zijns inziens overdreven optreden van Van Gijzel. Dat hijzelf zich zo passief opstelde, verdedigde hij vanmorgen met een verwijzing naar de vermeende duidelijkheid die er toen was over de lading, de gevaarlijke stoffen en de toedracht van de ramp.

Ontwikkeling
Zoals mevrouw Van Rooij van het CDA al zei: zijzelf zat ergens tussen de actieve Van Gijzel en de passieve Keur. Het oud-kamerlid noemde haar optreden als kamerlid van 1994-1998 „toereikend. Met de kennis achteraf had ik op de openstaande vragen steviger doorgevraagd. Maar aanvankelijk ging al onze aandacht nog naar de toedracht van de ramp. De de openstaande vragen kwamen pas later steeds nadrukkelijker naar voren.”

Van Rooij zelf „maakte die ontwikkeling als woordvoerder door. Tijdens latere debatten heb ik er dan ook op aangedrongen dat er nieuw onderzoek moest komen om vragen van Bijlmerbewoners en hulpverleners te kunnen beantwoorden.” Tot 1994 was Van Rooij staatssecretaris van Economische Zaken. In die hoedanigheid had zij niets met de afhandeling van de Bijlmerramp te maken, vertelde ze de commissie vanmorgen.

Paranoïde
In een van de eerste kamerdebatten over de Bijlmerramp (voorjaar 1995) weigerde minister Jorritsma van Economische Zaken in te gaan op allerlei suggesties die ook vanuit de Kamer werden opgeworpen over onduidelijkheden en geheimzinnigheden omtrent de Bijlmerramp. Zij wilde zich uitsluitend concentreren op de toedracht van de ramp en riep de kamerfracties op zich niet in „paranoïde situaties” te laten leiden, een oproep die zij later weer herriep.

Mevrouw Van Rooij denkt dat die uitspraak van Jorritsma goed aangeeft dat destijds de 'witte vlekken' of openstaande vragen nog niet zo duidelijk waren. Zij ontkent, net als Keur, dat die opmerking de toon zette voor het verdere debat over de ramp. Kamerlid mevrouw Van 't Riet van D66 beoordeelde dat vanmorgen duidelijk anders. „Er was toen al en ook later irritatie wanneer kamerleden bleven doorvragen.”

Ook mevrouw Van 't Riet zat ergens tussen de uitersten van Van Gijzel en Keur, al zal ze wellicht iets dichter bij de actieveling Van Gijzel hebben gezeten. Zij nuanceerde vanmorgen in haar openbare verhoor de grote verschillen in de Tweede Kamer ten aanzien van het Bijlmerdossier: „Ik heb mezelf ook wel eens afgevraagd of we geen spoken zagen en of we het Bijlmerdossier niet beter konden sluiten.”

Zelf kwalificeerde Van 't Riet haar Bijlmeroptreden als „optimaal. Achteraf kun je zeggen dat het beter had gekund, maar toen had ik niet al de kennis die ik nu wel heb.”