Binnenland8 maart 1999

Politieke verantwoordelijkheid kernwoord laatste verhoorweek

Toppolitici op het Bijlmermatje

Door P. Chr. van Olst
Als een muziekensemble tegen het einde van zijn optreden, maakt de parlementaire enquêtecommissie ”Vliegramp Bijlmermeer” zich op voor een spetterend slotakkoord. Zij verhoort deze week de keurtroepen van de landelijke politiek. Kamerleden en oud-kamerleden, ministers en oud-ministers, premier Kok en oud-premier Lubbers; ze moeten allemaal uitleggen hoe zij omsprongen met hun politieke verantwoordelijkheid ten aanzien van de Bijlmerramp.

Ongetwijfeld wordt donderdagmiddag 11 maart 1999 een onvergetelijke middag in de politieke carrières van alle leden van de enquêtecommissie. „15:00 uur: W. Kok”, melden hun verhooragenda's die dag. En: „14.15 uur: R. F. M. Lubbers.” Het is een unicum in de geschiedenis van de parlementaire enquête dat op één achternamiddag de zittende premier en een oud-premier plaatsnemen in de 'verdachtenbank'.

De enquêtecommissie wil dat Lubbers en Kok onder ede verklaren hoe zij op de avond van de ramp (4 oktober 1992) en in de dagen, maanden en jaren daarna hun politieke verantwoordelijkheid beleefden. Wat deden zij na die verschrikkelijke crash en wat hadden zij moeten doen? Wat deden de (ex-)ministers Hirsch Ballin, Maij-Weggen, Alders, Sorgdrager, Borst, Jorritsma en Netelenbos nadat de eerste rook van de ramp was opgetrokken en wat hadden zij moeten doen? Politieke verantwoordelijkheid (of ministeriële verantwoordelijkheid) is het kernwoord.

Lubbers en Kok
Over Lubbers en Kok gaat het niet-bevestigde verhaal dat zij nog op de avond van de ramp crisisoverleg voerden in het Torentje van de minister-president aan het Binnenhof. Daarbij zouden ook BVD-chef Docters van Leeuwen en de hoogste ambtenaar op het gebied van inlichtingen en veiligheid, secretaris-generaal Hoekstra van het ministerie van Algemene Zaken, aanwezig zijn geweest.

In de eerste week van de openbare verhoren werd dit verhaal als getuigenis onder ede ingebracht door getuige en Bijlmerbewoner A. J. Bos. Volgens Bos werd tijdens het torentjesoverleg besloten dat alle gevoelige informatie rond de ramp, het ramptoestel en het ramptransport in het staatsbelang moest worden verduisterd. Met als argument dat de goede relatie tussen Nederland en Israël op het spel stond.

Het verhaal over het hoge crisisberaad werd enkele dagen later voor de radio herhaald door onderzoeker R. Vleugels, gespecialiseerd in het werk van inlichtingendiensten. Vleugels vertelde erbij dat het volgens hem waarschijnlijk is dat bij het gesprek ook de Amerikaanse ambassadeur in Nederland aanwezig was. Volgens hem was het een staatsgeheim van de Amerikaanse, de Israëlische en de Nederlandse regering dat de El Al-Boeing onder een dekmantel wapens transporteerde.

Secretaris-generaal Hoekstra en de voormalige BVD-chef Docters van Leeuwen spreken het verhaal tegen. De toenmalige premier Lubbers krijgt die gelegenheid aanstaande donderdagmiddag. De commissie zal dan ook aan premier Kok vragen of hij destijds als vice-premier in de dergelijke bijeenkomst heeft gezeten.

Non-actief
Premier Kok mag donderdag waarschijnlijk ook nog eens uitleggen waarom hij het enkele weken geleden zijn politieke verantwoordelijkheid achtte drie ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat op non-actief te stellen. Het gaat daarbij om de ambtenaren die als medewerker van de Luchtverkeersbeveiliging op Schiphol gevoelige informatie over de ramp „onder de pet” hielden. Zij verzwegen de wetenschap dat het rampvliegtuig vol explosieven zat, terwijl diverse ministers het land voorhielden dat het toestel enkel „bloemen, parfum en videorecorders” vervoerde.

Toen dat enkele weken geleden tijdens de openbare verhoren duidelijk werd, was het land in beroering. Er leek iets te breken in het vertrouwen van de burger in de politiek. Als de enquêtecommissie Kok er donderdag om vraagt, zal hij zeker aangeven dat hij zijn maatregel nodig achtte om dat vertrouwen te herstellen. Overigens is naderhand gebleken dat de informatie die de bewuste ambtenaren achterhielden onjuiste informatie was.

Maij-Weggen
Het vliegtuig heeft dus zeer waarschijnlijk toch niet bomvol met explosieven en munitie gezeten. Inmiddels is over de lading echter wel zo veel bekend dat de uitspraak „bloemen, parfum en videorecorders” een lachertje is. Het citaat komt van toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat, CDA-politica mevrouw Maij-Weggen. Zij moet donderdagochtend onder ede verklaren hoe zij ertoe kwam die informatie de wereld in te helpen.

Wist mevrouw Maij dat zij onjuiste of in ieder geval onvolledige informatie doorspeelde? Heeft ze dat wellicht bewust gedaan om geschokte en angstige Bijlmerbewoners gerust te stellen? En kan zij verklaren waarom zij over de lading stelselmatig volhield dat er niets aan de hand was, ook toen steeds meer documenten boven tafel kwamen die daaromtrent gerede twijfels deden rijzen?

Maij-Weggen moet met een sterk verhaal komen, wil ze zich van alle blaam zuiveren. In CDA-kring vreest men dat de oud-minister donderdag zal falen en dat ze averij oploopt. In dat geval zullen de christen-democraten Maij ongetwijfeld terugtrekken als lijsttrekker van de CDA-lijst voor het Europees Parlement. Niet alleen omdat het CDA beter geen campagne kan voeren met een beschadigde politica, maar ook omdat dan voor de Tweede-Kamerfractie van het CDA de weg openligt om ook VVD-politica en minister van Economische Zaken mevrouw Jorritsma van haar troon te stoten.

Jorritsma
Sprekend in termen van rechtspraak zijn Maij-Weggen en Jorritsma-Lebbink de politieke hoofdverdachten in het Bijlmerdrama. Jorritsma volgde Maij in 1994 op als minister van Verkeer en Waterstaat en zette het bagatelliseren van de twijfels over de Bijlmerramp onverdroten voort. Ook de houding die Jorritsma over de lading innam, had lang een hoog ”niets aan de hand”-gehalte.

Bovendien hebben getuigen in de enquête over Jorritsma verklaard dat zij de Tweede Kamer „versluierd” heeft geïnformeerd over het verarmde uranium. Jorritsma zei 2 jaar geleden in antwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer dat bij Verkeer en Waterstaat pas een jaar na de ramp bekend was dat het uranium als contragewicht in de staart van het vliegtuig zat. Gebleken is echter dat de Rijksluchtvaartdienst van het ministerie dat al drie dagen na de ramp wist.

„Ik loop lang genoeg mee om te weten dat je de Kamer niet mag voorliegen”, zei Jorritsma onlangs terwijl ze haar politieke positie openlijk aan de Bijlmerenquête verbond. Even aangenomen dat de minister van Verkeer en Waterstaat een jaar lang niet door haar ambtenaren op de hoogte is gesteld over het verarmde uranium, dan blijft de vraag openstaan in hoeverre die minister dat behoorde te weten. Een minister heeft op bepaalde momenten ook de taak bij ambtenaren door te vragen naar een bepaalde kwestie. Hij of zij moet doortastend genoeg optreden.

Netelenbos
Hoewel mevrouw Netelenbos-Koomen pas sinds vorig jaar minister van Verkeer en Waterstaat is en dus nog niet zo'n dik Bijlmerdossier bezit, heeft de commissie ook haar voor een verhoor (vrijdagmiddag) uitgenodigd. Voor aanhangers van de klassieke leer van de ministeriële verantwoordelijkheid is zij en niet Jorritsma of Maij verantwoordelijk voor het optreden van de ambtenaren van Verkeer en Waterstaat in de afgelopen 6 jaar.

De klassieke leer (ambtenaren zijn loyaal en de minister is verantwoordelijk) is de laatste jaren echter wat op een zijspoor terechtgekomen. Van de moderne interpretatie van het staatsrechtelijke leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid heeft minister Netelenbos veel minder te vrezen: als zijzelf niet direct iets verkeerd heeft gedaan, mag ze blijven.

De parlementaire enquêtecommissie verhoort deze week verder minister Borst-Eilers van Volksgezondheid en de oud-bewindslieden Alders (Milieu, tot 1994), Hirsch Ballin (Justitie, tot 1994) en Sorgdrager (Justitie, tot 1998). Bovendien verschijnen de huidige burgemeester en de vorige burgemeester van Amsterdam woensdag voor de commissie. Dat zijn respectievelijk de PvdA-politici Patijn en Van Thijn.

Kamerleden
De enquêtecommissie verhoort aanstaande woensdag ook een vijftal (oud-)kamerleden die zich in de loop der tijd intensief met de Bijlmerramp hebben bemoeid. De belangrijkste is in dat opzicht het PvdA-kamerlid R. van Gijzel. De instelling van de parlementaire enquête Vliegramp Bijlmermeer is grotendeels aan zijn politieke inzet te danken.

Met betrekking tot het verhoren van Tweede-Kamerleden door parlementaire enquêtecommissies speelt de vraag in hoeverre de Kamer dan haar eigen optreden onderzoekt. De Tweede-Kamerleden die samen de enquêtecommissie vormen verhoren dan hun collega's over hun politieke inspanningen. Dat kan vreemde situaties opleveren. Tijdens de parlementaire enquête naar de overheidssubsidies voor het Rijn-Schelde-Verolme-concern gebeurde het zelfs dat een lid van de enquêtecommissie in zijn hoedanigheid als kamerlid plaatsnam in het 'verdachtenbankje'.