Binnenland 4 maart 1999

eerdere berichtgeving

Stralingsdeskundige nuanceert ophef

„Amper risico door
verarmd uranium”

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Het gezondheidsrisico dat het verarmd uranium meebracht voor slachtoffers en hulpverleners bij de Bijlmerramp, is niet groter dan wanneer zij toen een enkele sigaret zouden hebben gerookt.

Dat is de inschatting van stralingsdeskundige A. Keverling Buisman van het Energiecentrum Nederland (ECN) in Petten. Keverling Buisman werd vanmorgen verhoord door de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer.

Volgens de stralingsdeskundige hebben drie groepen mensen een gezondheidsrisico gelopen ten aanzien van het verarmd uranium dat als contragewicht in het staartstuk van de gecrashte El Al-Boeing had gezeten. Zij hebben uraniumstof ingeademd.

Allereerst zijn dat de mensen die op de rampplek bezig zijn geweest. Vervolgens ook de mensen die erg veel in hangar 8 op Schiphol zijn geweest, waar de wrakstukken en ook uraniumbrokken lagen. Vervolgens hebben de mensen die hangar 8 met bezemen hebben gekeerd daarmee „onverstandig” gehandeld, omdat zij daardoor uraniumstof opbezemden en het zo waarschijnlijk ook in hun longen kregen. Toch zijn de risico's van het verarmd uranium voor deze drie groepen volgens Keverling „verwaarloosbaar klein.”

Keverling Buisman verwees vanmorgen tijdens zijn verhoor naar een Amerikaans stralingsonderzoek met verarmd uranium en proefdieren; 5 jaar lang werden deze dieren 5 dagen per week zo'n 5 uur per dag aan een extreem hoge straling blootgesteld. Na die 5 jaar vertoonden ze „verrassend weinig effect.” Pas veel later kregen sommige dieren last van longproblemen en in enkele gevallen deed zich longkanker voor.

Notitie
Keverling Buisman vertelde vanmorgen hoe hij in 1993 werd benaderd door de stadsdeelraad van Amsterdam Zuidoost, die nog diezelfde week een rapport over de ramp wilde uitbrengen, maar nog niets over het verarmd uranium had. Binnen 24 uur schreef de stralingsdeskundige een notitie van twee velletjes ter informatie. Van de ramp had hij op dat moment geen gedetailleerde gegevens.

Keverling betreurt het dat diezelfde notitie in de jaren daarna door Jan en alleman werd gezien als „het ECN-onderzoek” dat uitsloot dat het uranium enig gezondheidsrisico opleverde. Zelfs de Raad van de Luchtvaart haalde in een rapport over de Bijlmerramp de notitie van Keverling aan als een onderzoeksrapport. In 1998 bracht het ECN een echt rapport uit. Daarin staat dat het uranium al bij een temperatuur van 300-600 graden zou zijn geoxideerd. In zijn eigen notitie schatte Keverling nog in dat dat pas bij 1200 graden zou kunnen.