Binnenland

Nederlandse onderzoeksdrang herhaaldelijk gefrustreerd

Israëliër kwam, zag en overwon

Door P. Chr. Van Olst
DEN HAAG – Wat ruim 6 jaar lang geen Hollander vermocht, presteerde één gehaaide Israëliër deze week in enkele dagen. A. Yarkoni kwam naar Nederland om de crisis rond de Bijlmerenquête te bezweren en vervulde zijn opdracht op fenomenale wijze. Binnen 48 uur werden zeventien vrachtbrieven over de tot nog toe onbekende 20 ton vracht opgeduikeld.

Opgeschrikt door „antisemitisme” in Nederland dat het gevolg zou zijn van onthullingen in de Bijlmerenquête, stuurde de Israëlische minister Yahalom (Transport) het hoofd van de burgerluchtvaart in Israël, A. Yarkoni, naar Nederland. De afgezant moest de luchtvaartverhoudingen tussen Nederland en Israël bewaken en kijken waar hij de parlementaire enquêtecommissie van dienst zou kunnen zijn.

Yarkoni kwam, zag en overwon. Via de Israëlische luchtvaartmaatschappij drong hij er bij de Amerikaanse afzender van goederen die tot de onbekende 20 ton lading behoorden op aan nog eens goed in de archieven te zoeken naar de papieren van de vracht die op 4 oktober 1992 werd verscheept. Expediteur Satin Air Freight uit Jamaica ging de dozen na en vond ergens onderin een pakketje van zeventien ”house airway bills”.

Commissievoorzitter Meijer kon gistermorgen bij aanvang van de openbare verhoren verheugd melding maken van de vondst. Eindelijk is er dan de felbegeerde duidelijkheid over 16,7 ton van de 20.000 kilo lading die tot op heden onbekend was. Het kan zonder overdrijven de belangrijkste onthulling in de Bijlmerenquête worden genoemd.

In een ingezonden artikel in NRC Handelsblad gaf huisarts Makdoembaks uit de Bijlmermeer deze week aan waarom: „Gezondheidskundig zal verdere informatie over de complete lading van groot belang zijn. Als die informatie uitblijft, dan zullen de medici in de Bijlmer met een mond vol tanden en met de rug tegen de muur blijven staan bij de hulpverlening.” In een openbaar verhoor voor de enquêtecommissie gaf Makdoembaks al aan hoe belangrijk de duidelijkheid is voor mensen die veronderstellen dat hun gezondheidsklachten iets te maken hebben met gevaarlijke stoffen die tijdens de ramp vrijkwamen.

Afgekapt
Yarkoni presteerde wat geen Nederlander de afgelopen 6 jaar lukte. Tijdens de openbare verhoren van gisteren werd duidelijk dat de Rijksluchtvaartdienst (RLD) op dit punt belangrijke steken heeft laten vallen. Zo zette rechercheur H. Moes van de Economische Controledienst (ECD) uiteen hoe zijn dienst tot drie keer toe, in 1992, 1996 en 1998, onderzoek wilde doen naar de ladingpapieren. Maar zonder opgaaf van reden wimpelde de RLD dat tot drie keer toe af.

„We hadden zeker meer boven tafel gekregen”, liet Moes de enquêtecommissie gisteren een tikkeltje verbitterd weten. „Maar de RLD schreef: Dit deel van het onderzoek zal niet worden uitgevoerd.” De ECD deed wel ander onderzoek naar de lading, maar dus niet in de papieren van verzekeraar Lloyd.

Niet alleen de onderzoeksdrang van ECD-rechercheur Moes werd gefrustreerd. Ook opperwachtmeester J. W. G. M. Houtman ving bot bij zijn superieuren. Onbeschroomd spuide Houtman, een agent van het type Bromsnor, er gisteren tijdens zijn openbare verhoor zijn gal over. „Ik heb voorgesteld om dieper te graven”, vertelde hij. „Geef ons een budget, laat ons naar de afzenders in New York, de ontvangers in Israël en misschien naar de verzekeraars gaan. Dan halen we nog heel wat boven tafel.”

Zelf mag Houtman zich dan typeren als „Ik ben wat dat betreft een indiaan”, zijn superieuren zagen er niets in. Houtman kan er nóg boos om worden. Hij kan het ook niet velen dat er nooit een grondige evaluatie is gekomen van het optreden van de dienst Luchtvaart van de Rijkspolitie op de avond van de ramp en de dagen erna.

Driedelig grijs
Op die bewuste avond was Houtman aanwezig op het rampterrein. Hij ontmoette daar Israëlische functionarissen, zo vertelde hij gisteren. De mannen hadden geen witte pakken aan, maar waren gestoken in onkreukbaar driedelig grijs. „Ze hadden passen met een diplomatiek stempel, het oranje vignet”, herinnerde Houtman zich. „Volgens internationale regels heeft de staat die betrokken is bij de ramp, toestemming het terrein te betreden. Ik heb ze toegelaten en ze hun gang laten gaan.”

Een andere opperwachtmeester van de dienst Luchtvaart van de Rijkspolitie, J. P. de Rooij, functioneerde op de avond van de ramp als contactpersoon tussen Rijkspolitie en het RLD-onderzoeksbureau BVOI. De verklaring die hij gisteren aflegde maakt nog onduidelijker hoe de rijkspolitie destijds met de vrachtbrieven van El Al is omgesprongen. De Rooij meldde dat bij de BVOI een envelop is binnengekomen met kopieën van Operations-documenten, maar ook met een stapel roze gekleurde doorslagen van officiële vrachtdocumenten.

Die verklaring verhoudt zich moeilijk met de verklaring die brigadier Nix gisteren aflegde. Nix haalde de documenten bij El Al en kreeg naar eigen zeggen een dik pakket met uitsluitend Operations-kopieën mee. El Al-medewerker Plettenberg beweert weer dat Nix slechts zes originelen meenam.

Vrachtinspecties
Mevrouw D. Raadgers en G. A. M. Schipper van de Rijksverkeersinspectie (RVI) vertelden gisteren aan de commissie dat de RVI op Schiphol jaarlijks 2000 à 3000 vrachtinspecties uitvoert. Volgens Raadgers voldoet gemiddeld 5,5 procent van de transporten niet aan de regels. De Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al wordt net als elke andere maatschappij gecontroleerd, lieten beide RVI-medewerkers nadrukkelijk weten.

El Al springt er ook niet uit wat betreft de fraude. Luchtvaartmaatschappijen zijn doorgaans heel nauwgezet in het naleven van de regels voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen. Afzenders van bepaalde vrachten willen er de hand nog wel eens mee lichten.