Binnenland

„Rijksdienst wist al 3 dagen na ramp van uranium”

RLD opnieuw in moeilijkheden

Door P. Chr. van Olst
DEN HAAG – Het Bijlmerwater staat de Rijksluchtvaartdienst (RLD) aan de lippen. Vorige week, toen de enquête zich richtte op de toedracht van de ramp, zat de RLD al in de hoek waar de klappen vielen. Deze week, nu de week van de berging centraal staat, opnieuw. Al 3 dagen na de ramp wist de dienst dat er verarmd uranium in het toestel zat, blijkt uit een gisteren openbaar gekomen dagjournaal van de Luchtvaartpolitie.

Verarmd uranium kan bij verbranding ernstige gevolgen voor de gezondheid hebben. Achteraf is bekend geworden dat er bij de Bijlmerramp waarschijnlijk een groot aantal kilo's verarmd uranium is verbrand. Hulpverleners die bij de berging van het toestel en de brokstukken waren betrokken, waren er echter niet van op de hoogte dat zij aan dat gevaar blootstonden.

De Tweede Kamer toonde in de jaren na de Bijlmerramp in toenemende mate interesse voor het uraniumvraagstuk. Naarmate geruchten over specifieke Bijlmer-gezondheidsklachten de ronde gingen doen, kwam vanuit de Kamer steeds klemmender de vraag: Had niet op het moment van de berging bij de hulpverleners bekend moeten zijn dat er verarmd uranium in het toestel zat? En met een schuin oog werd dan steeds gekeken naar de RLD.

Herhaaldelijk liet het kabinet de Tweede Kamer weten dat bij de RLD niet bekend was dat er een grote hoeveelheid verarmd uranium in het staartstuk van de gecrashte El Al-Boeing zat. Op 12 september 1997 schreef minister Jorritsma nog in antwoord op kamervragen: „Noch El Al, noch de Israëlische autoriteiten, noch Boeing hebben de RLD hiervan toen in kennis gesteld. Dit was ook niet op andere wijze bij de RLD bekend.”

Het dagjournaal van de Luchtvaartpolitie leert echter anders. Daaruit blijkt dat de RLD vanaf de derde dag na de ramp wist van het verarmde uranium. Op dat moment heeft de RLD samen met de KLM veiligheidsvoorschriften uitgevaardigd voor mensen die functioneerden in en om hangar 8 op Schiphol, waar de vliegtuigresten en ook een deel van het verarmd uranium werden opgeslagen.

Nooit ingelicht
Vergelijkbare veiligheidsvoorschriften hebben bergers op de rampplek, die ook toen nog bezig waren, echter nooit bereikt. Ook werknemers van vuilstortplaatsen die later vliegtuigonderdelen verwerkten, zijn nooit ingelicht. Zij hebben de brokstukken gewoon verwerkt zonder zich te realiseren welk risico zij liepen.

Had de RLD niet moeten weten dat veel vliegtuigen van het type dat in de Bijlmer neerstortte, zijn uitgerust met enkele honderden kilo's verarmd uranium, die als balansgewicht in het staartstuk zitten? Ook dat is een prangende vraag, die deze week tijdens de openbare verhoren aan de RLD zal worden gericht. Zulke kennis moet toch paraat zijn bij de RLD?

De reactie van de KLM op de onthulling van het dagjournaal van de luchtvaartpolitie maakt de vraag nog veel dringender. De KLM laat weten dat zij onderzoeker F. J. Erhart van de RLD al op de eerste dag na de ramp heeft meegedeeld dat er verarmd uranium bij de ramp betrokken was en dat dientengevolgde veiligheidsmaatregelen moesten worden genomen. In de persoon van Erhart wist de RLD dus al op dag 1 en niet pas op dag 3 van het verarmd uranium en de daaraan verbonden gevaren.

„Onder de pet”
In de week waarin de parlementaire enquêtecommissie zich op de berging richt, staat de rol van de RLD dus opnieuw centraal. Vorige week al, toen de toedracht van de ramp in het middelpunt stond, lag de RLD onder vuur. Voornamelijk omdat ook de RLD informatie over de gevaarlijke lading „onder de pet” zou hebben gehouden, maar ook om de wijze waarop de RLD onderzoek deed naar de toedracht van de ramp.

Het verweer van de RLD op het eerste punt is dat de informatie over de lading die hij onjuist was. De El Al-medewerker die aan de Luchtverkeersbeveiliging (LVB) berichtte, citeerde een verkeerde vrachtbrief. Hij vertelde dat in het ramptoestel explosieven en munitie hadden gezeten, maar besefte niet dat die goederen op Schiphol waren uitgeladen.

De RLD overzag het totaal van de vrachtbrieven en concludeerde dat er bij vertrek van de Boeing van Schiphol helemaal geen explosieven of munitie meer in het toestel zaten. De dienst hield de onjuiste informatie bewust „onder de pet”, omdat het alleen maar onnodige paniek teweeg zou brengen.

Nadere bestudering van de vrachtbrieven leert dat de RLD op dit punt waarschijnlijk het gelijk aan zijn kant heeft. Wie het telefoongesprek tussen de El Al-medewerker en medewerker Hendriks van de LVB vergelijkt met het document waarop staat wat de El Al-Boeing van New York naar Schiphol verscheepte, ziet de overeenkomst. De El Al-man citeert van boven naar beneden. Hij geeft daarbij ook de goederen weer die op Schiphol zijn uitgeladen, maar zonder erbij te zeggen dat ze zijn uitgeladen.

Objectief
De wijze waarop de RLD onderzoek deed naar de toedracht van de ramp blijft onder het vuur van de kritiek liggen. Het bestaan van de RLD is zo verbonden met de nationale luchthaven Schiphol en het reilen en zeilen van het luchtverkeer daar, dat de dienst eigenlijk geen objectief onderzoek kan doen naar een ongeval dat zich in dat verband voordoet.

RLD-onderzoeker Wolleswinkel zei daarom vorige week dat volgens hem een Europees onderzoeksinstituut nodig is. Mr. P. van Vollenhoven pleitte vanmorgen voor de instelling van een onafhankelijk instituut om dergelijke ongevallen te onderzoeken.