Binnenland

„'s Morgens als ik opsta, moet ik eerst overgeven”

Boze bewoners in de Bijlmer

Door R. Pasterkamp
AMSTERDAM - Opnieuw trilt de Bijlmer op zijn grondvesten. De onthullingen deze week voor de parlementaire enquêtecommissie komen in het Amsterdamse stadsdeel hard aan. De bewoners voelen zich bedrogen, misleid en in de steek gelaten. „In oktober 1992 kwam die Boeing, nu barst de tijdbom.”

Er lopen mannen in witte pakken tussen de flats. Ze steken het grasveld over en verdwijnen bij de flat Kikkenstein uit het zicht. Het zijn schilders die de flat een kleurtje geven.

De blokkendoos grensde vroeger aan de flats Kruitberg en Groeneveen. Tot op zondag 4 oktober om zes over half zeven de neerstortende Boeing 747 tachtig woningen wegvaagde. Na de klap en de vuurzee bleef tussen de flats een V-teken achter. De V van verwoesting, verdriet en verslagenheid.

Alleen een soort geul herinnert aan het bestaan van de beide flats. Iets verderop staat ”de boom die alles zag”, onderdeel van het monument dat 4 jaar na de ramp werd onthuld. Nabestaanden, vrienden, buurtbewoners en schoolkinderen maakten 1980 mozaïektegels. Een herdenkingsmuur staat vol met kreten. Zoals: „Het vliegtuig kwam recht op mij af maar het was mijn tijd nog niet.”

Beetje verloren in een hoekje bij het monument staat een witte melkbus met groot het woord ”GIF” erop. Zo lijkt het althans vanuit een bepaalde hoek. Wie om de bus heen loopt, constateert dat er nog een ”T” bij komt: GIFT, en dan wat kleiner: ”voor bloemen en planten”. Een stuk groen metaal zit met een fietsslot aan de bus geketend. „Een overblijfsel van die Boeing”, zegt Henk Prijt. „Bij veel mensen thuis liggen nog allerlei stukken. Herinneringen aan de ramp. Ik zelf heb niks van dat spul. Wat moet ik ermee?”

Prijt was die oktoberavond in 1992 als een van de eersten ter plekke toen de El Al-Boeing tegen de flats smakte. „Ik woon in Kikkenstein, vijf hoog. We lagen plat op de grond toen dat ding overkwam. Dat gieren van die Boeing vergeet ik m'n leven lang niet meer. Als-ie trouwens 2 meter lager had gevlogen, had ik hier nu niet gestaan.”

Wit slijm
Bijlmerbewoner Prijt bleef urenlang („alleen in een T-shirtje”) op de rokende puinhopen, hielp slachtoffers en zocht mee naar overlevenden. Dik 6 jaar later kampt hij met pijn in z'n gewrichten en speelt benauwdheid hem dagelijks parten. „'s Morgens als ik opsta moet ik eerst overgeven. Wit slijm. Allemaal wit slijm.”

In zijn bloed troffen de artsen zware metalen aan. „Goud zit erin. Goud! Waar moet dat nou vandaan komen?” Bij zijn vrouw is het nog een graadje erger. „Zij heeft die hele avond in het portiek gestaan. Precies aan de kant waar die zwarte rook van de brand naar toe dreef. Stoffen die in nucleaire wapens en in slaghoedjes voorkomen, zitten ook in het bloed van mijn vrouw.”

Via de televisie volgt Prijt deze dagen de enquête naar de Bijlmerramp. Woensdag werd bevestigd wat hij al jaren wist: het El Al-toestel was een vliegende bom vol met gevaarlijke stoffen. „Ik heb het Vincent Dekker (journalist van Trouw die een boek schreef over de ramp, RP) onmiddellijk gezegd: Er zat gif aan boord. Dat moest supergeheim blijven. Dekker durfde het in zijn boek niet op te schrijven. Van de week belde hij me op: Henk, je hebt gelijk.”

Zuur
De Bijlmerbewoners zijn kwaad. Voelen zich machteloos. Hoe kan het dat ze ruim 6 jaar lang zijn voorgelogen? Waarom vertelde niemand van „die rotzooi?” Prijt: „We hebben hier tientallen schoolklassen gehad. Kinderen die naar de plek van de ramp kwamen kijken. Die kindertjes liepen op het gif. Wij staan nu op het gif. Er ligt hier alleen maar een dun laagje aarde over de gifgrond. Als het geregend heeft, stinkt het zuur.”

Een jongen loopt met een doosje in zijn hand over het grasveld. Het is een radioactiviteitsmeter, vertelt hij desgevraagd. „Ik meet de gamma- en bètastralen.” Waarom? „Bij die enquête hoor je dat iedereen de schuld op elkaar afschuift. De een dacht dat de ander het wel zou doen. Niemand deed iets. Misschien is dat hier ook wel zo. Daarom meet ik zelf maar de straling van het verarmd uranium.”

De zon verjaagt het grijze wolkendek boven de Bijlmer. Er komen wat meer mensen op straat. „Op 4 oktober 1992 kwam die Boeing, maar nu barst de tijdbom”, waarschuwt een andere bewoner. „De woede moet een uitweg vinden.” Prijt wijst naar een van de flats. „Daar woont een boom van een kerel, zeker 2 meter. Die heeft van de week zitten janken voor de televisie. Die vent was helemaal kapot.”

”De boom die alles zag” is sinds het begin van de verhoren meer dan ooit een plek van samenkomst in de Bijlmer. Op de achterkant van een haastig geplaatste kastdeur uiten boze bewoners hun frustratie. Een man die zijn naam niet wil zeggen, kalkt met een dikke zwarte viltstift een nieuwe betekenis voor de Rijksluchtvaartdienst (RLD) op het bord: Rijks Leugen Dienst. „Die kreet ving ik ergens op.”

Katapult
Het vliegverkeer boven de Bijlmer gaat deze vrijdag onverminderd door. De plek ligt overduidelijk in de aanvliegroute naar Schiphol. Om de 2 à 3 minuten komen vliegtuigen over. Kleintjes hoog in de lucht, grote kisten laag. „Vanmorgen kwam hier een gigantische Boeing van de KLM over. Die zat zo laag dat ik hem met een katapult had kunnen raken.”

Sinds de Bijlmerramp is het al een paar keer bijna weer raak geweest, vertelt Prijt. „Vorig jaar maakte zo'n grote Jumbo een doorstart op Schiphol. Toen-ie voor de tweede keer hier langskwam hoefde ik vanuit mijn woning vijf hoog niet eens omhoog te kijken. Ik kon zo vanuit mijn kamer de mensen achter de raampjes in het vliegtuig zien zitten. KLM, Martinair en El Al zijn de grootste boosdoeners. Die denken dat ze alles mogen.”

Prijt moet naar zijn flatje. Hij krijgt de Belgische televisie over de vloer. „Nog zoiets: Komt er 's avonds of 's nachts een kist binnen, richt-ie zijn koplampen even naar beneden. Zo van: Kijk jongens, daar is het gebeurd.”