Binnenland

Brandweer constateerde in Bijlmer weinig gevaar

„Preciese meting giftige
stoffen was niet nodig”

Van onze binnenlandredactie
AMSTERDAM – Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft na het neerstorten van de El Al-Boeing in de Bijlmer geen nauwkeurige metingen gedaan naar gevaarlijke stoffen. De inspectie voor milieuhygiëne vond dat niet nodig. De Amsterdamse brandweer deed dat wel, maar constateerde geen acuut gevaar.

„Op de avond van de ramp waren er geen aanwijzingen dat het nodig was specialisten van het RIVM te laten uitrukken”, aldus een woordvoerder van het ministerie van VROM. Deze week bleek uit nieuwe gegevens over de Bijlmerramp dat er mogelijk toch gevaarlijke stoffen als lading in het neergestorte vliegtuig zaten.

„Bij grote rampen kan de hoofdinspectie voor de milieuhygiëne aan het RIVM vragen nauwkeurige metingen te doen. Maar die avond kreeg de inspectie geen gegevens van de gemeente Amsterdam die metingen nodig maakten. Er waren niet voldoende aanwijzingen dat zich een ramp met grote gevaren voor het milieu had voltrokken.”

Direct na de ramp rukte de Amsterdamse brandweer uit, inclusief de dienst die bij rampen metingen doet naar giftige en explosieve stoffen. De Chemische Adviesdienst (CA) heeft routinematig metingen uitgevoerd naar radioactiviteit en explosiegevaar en stoffen zoals stikstofoxiden en chloor- en zwavelverbindingen. Een woordvoerder geeft toe dat zij alleen de 'gangbare' gevaarlijke stoffen (kunnen) meten. „Wij hebben alleen een standaardmeetkit. De brandweer heeft geen apparatuur om bijzondere stoffen waar te nemen, want er zijn er ontelbaar veel.”

Elke brandweerregio beschikt binnen het korps minimaal over één specialist voor gevaarlijke stoffen. Het grote Amsterdamse korps heeft er een speciale afdeling voor.

De dienst concludeerde dat er geen acuut gevaar was voor de brandweer en andere hulpverleners op de rampplek. Die conclusie is ook doorgegeven aan het rampencoördinatiecentrum op het gemeentehuis, waar de toenmalige burgemeester Van Thijn de leiding had. Ook latere metingen rond de plek wezen niet op groot gevaar.

Van Thijn heeft deze week gezegd dat hij op de avond van de ramp diverse keren de bevestiging heeft gehad dat er geen gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zaten. De ex-burgemeester reageerde geërgerd op het bericht dat El Al een halfuur na de ramp aan de luchtverkeersleiding heeft laten weten dat er wel giftige stoffen aan boord waren.

Zeer heet
Dat de brandweer op de plaats van de ramp niets heeft gemeten, verbaast het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding niets. Woordvoerder L. Schruijer van de voormalige Rijksbrandweeracademie: „De hitte rond het vliegtuig is de eerste tijd zo hoog geweest dat alle stoffen zijn verbrand. Boven de rampplek ontstond door de hitte bovendien een opstijgende kolom. Rond de rampplek meet je dan weinig stoffen.”

„Als de meetploeg gevaarlijke stoffen of explosieven constateert, trekt zij rond de rampplek een cirkel. Daarbinnen mogen alleen hulpverleners komen die uitgerust zijn met speciale pakken tegen de stoffen en met ademluchtvoorzieningen”, aldus Schruijer.

Niet alle brandweerlieden zijn uitgerust met die speciale pakken. Om toch voldoende hulpverleners op de rampplek te kunnen inzetten, schakelt de brandweer in dat soort gevallen brandweermannen van andere korpsen in die over zulke pakken beschikken.

Die maatregelen blijven gelden totdat de metingen aangeven dat er geen gevaar meer is voor de hulpverleners. In de Bijlmer werkten de hulpverleners in hun standaarduitrusting.