Binnenland |
Lof voor en kritiek op jubilerende Max Havelaar-stichtingZuivere koffie met een bijsmaakDoor J. van Klinken Het had maar weinig gescheeld of de introductie van Max Havelaar-koffie in 1988 was niet doorgegaan. De eerste grote handelaar die met de initiatiefnemers in zee ging, was Jan Fokkinga van de Almelose branderij Neuteboom. Zijn collega's namen het hem niet in dank af. Het Douwe Egberts-concern oefende zelfs zware druk op Fokkinga uit om af te zien van de alternatieve koffieactie. Het vreesde grote concurrentie. Maar Fokkinga trotseerde de dreigementen en was voor Max Havelaar algauw van onschatbare waarde. Doel van de actie was het publiek over te laten schakelen op zuivere koffie. Zuiver was alleen die koffie die rechtstreeks was ingekocht bij de kleine boeren in de ontwikkelingslanden. Die waren daardoor niet meer overgeleverd aan uitbuitende tussenhandelaren. Broeinesten De Wereldwinkels beten in de jaren zeventig de spits af. Zij introduceerden het begrip eerlijke koffie, die duurder was dan de koffie in de supermarkt. De alternatieve koffiehandel kwam maar moeizaam op gang. Wereldwinkels stonden in die tijd bekend als politieke broeinesten. Pamfletten op de winkelruiten om de bevrijdingsbeweging in Nicaragua of Angola te steunen, schrokken de meeste consumenten af. Ook de sandalen en geitenwollen sokken van de bedienende vrijwilligers lokten niet direct nieuwe klanten de winkels binnen. Bovendien was de koffie niet te drinken. De initiatiefnemers kwamen openlijk voor hun politieke motieven uit. De meerprijs voor alternatieve koffie moest gezien worden als bevrijdingsbelasting, schreven zij in 1982 in de brochure Koffieraffinement. We moesten solidair zijn met hen die zich gewapenderhand verzetten tegen onderdrukkende regimes. De publicatie werd uitgegeven door Sjaloom in Odijk, een links-christelijke organisatie waaraan onverbrekelijk de naam van Piet Reckman is verbonden. Hij was een van de peetvaders van het Hollandse actiewezen en zeer warm voorstander van de alternatieve koffiehandel. Het bleef tobben. Het ontbrak aan professionele campagnes, commercieel inzicht, kennis van de markt en een wijdvertakt verkoopnet. Kerken De Max Havelaar-stichting was een geesteskindje van het Interkerkelijk Overleg Wereldvoedselvraagstukken en Solidaridad. In deze organisaties waren, behalve enkele zeer kleine kerkgenootschappen, ook de grote twee vertegenwoordigd: de Nederlands Hervormde en de Rooms-Katholieke Kerk. Met name Solidaridad speelde een voortrekkersrol. Zonder de inbreng van deze interkerkelijke organisatie zou het initiatief niet van de grond zijn gekomen. In de nieuwe Max Havelaar-stichting nam ze om die reden een prominente plaats in. Ook in financieel opzicht lieten de kerken zich niet onbetuigd. Zij stelden een startkapitaal van twee miljoen gulden beschikbaar. De overheid was eveneens enthousiast en stortte in eerste instantie een half miljoen in de stichtingskas. De angst onder de grote koffiebranders voor een geduchte concurrent bleek ongegrond. Max Havelaar mikte bij de start in 1988 op een marktaandeel van 7 procent, maar dat was veel te optimistisch. Na vijf jaar was ondanks gelikte promotiecampagnes nauwelijks een marktaandeel van 2 procent veroverd. Aan de vooravond van de viering van het tienjarig jubileum moet worden vastgesteld dat het aandeel maar net boven de 2,5 procent ligt. Daar komt nog bij dat (semi-)overheidsinstellingen goed zijn voor minstens een kwart van de omzet. Dat deel is dus met belastinggeld gefinancierd en is maar moeilijk te beschouwen als een blijk van solidariteit van de Nederlandse bevolking met de kleine koffieboeren in Verwegistan. Knollen Sinds begin jaren negentig heeft hij in Costa Rica de Max Havelaar-handel zien opkomen. Als een bedreiging beschouwt hij die niet. Van serieuze concurrentie is geen sprake. Toch heeft hij serieuze kritiek. Zo betwist hij dat de kleine koffieboeren met Max Havelaar per definitie zo veel beter af zijn. In tijden dat de wereldmarktprijs laag ligt, krijgen de kleine boeren op papier een aanvulling, maar die verdwijnt, voorzover hij dat in Costa Rica kan overzien, voor het grootste deel in de kassen van de coöperaties. Zij blinken veelal niet uit in efficiëntie en sommige spelen mooi weer van de Max Havelaar-gelden die ze krijgen overgemaakt. Andere organiseren dure public-relationscampagnes in plaats van projecten die de positie van kleine boeren verbeteren. Vijf jaar geleden becijferde Markus Fischer het voordeel voor de kleine koffieboeren op zo'n 7 à 8 procent. Nu zou hij nog lager uitkomen. De wereldmarktprijs is al jaren achtereen hoog. Voor de kleine boeren maakt het niets meer uit aan wie ze leveren. Uit de officiële cijfers blijkt dat ze soms beter af zijn als ze gewoon aan een handelaar verkopen. Teun Bastemeijer constateerde ook al dat Max Havelaar niet per definitie gunstig is voor de kleine koffieboer. In de tijd dat hij directeur was voor de Nederlandse vrijwilligersorganisatie in Tanzania, SNV, onderzocht hij of koffieverbouw via Max Havelaar een interessante bron van inkomsten was. De informatie die hij erover inwon, overtuigde hem allerminst. Max Havelaar verkocht knollen voor citroenen. De meerprijs kwam bij grote, logge coöperaties terecht en de kleine boeren hadden er weinig tot niets aan. Eens zoveel Wel voegt hij eraan toe dat het Max Havelaar-systeem vooral aantrekkelijk is als de wereldkoffieprijs laag is. De laatste jaren is de wereldmarktprijs juist vrij hoog en dan geldt het voordeel niet meer. Het kan zelfs aantrekkelijker zijn om via de reguliere handel te verkopen, reageert hij. Importeurs die met het Max Havelaar-keurmerk werken, ondervonden daarvan de afgelopen jaren de gevolgen. Coöperaties waarmee zij samenwerkten, leverden aan de vrije markt en konden daardoor hun contracten niet meer nakomen. Links De alternatieve handel zoals die in de jaren zeventig opkwam, was van begin af aan marxistisch georiënteerd. Bij Max Havelaar was dat veel minder duidelijk maar een aantal figuren dat erbij betrokken was, ben ik ook tegengekomen op allerlei andere linkse actiefronten. Als voorbeeld noemt hij Dick de Graaf, bestuurder van de vakbond FNV. Hij was medeoprichter van het (lange tijd zeer linkse) Derde Wereld Centrum in Nijmegen en van de maatschappijkritische Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (Somo). Diezelfde De Graaf is nog steeds lid van de stichtingsraad van Max Havelaar. Een ander figuur die Siebelt tegenkwam, is Chris Huinder. Hij was jarenlang de drijvende kracht achter de radicale X-Y-beweging, een organisatie die er niet voor terugschrok het gewapend verzet in ontwikkelingslanden te steunen. Tevens was Huinder een tijdlang coördinator bij de Max Havelaar-stichting. In één adem noemt Siebelt de naam van de man die het huidige bestuur van Max Havelaar sinds een jaar voorzit, Albert van den Heuvel. Hij is de rode dominee die in de jaren tachtig opzien baarde door voorzitter te worden van de VARA. Een verdere toelichting acht Siebelt niet nodig. Macht Denaux was in de jaren zeventig ontwikkelingswerker in San Salvador maar werd vanwege verboden activiteiten het land uitgezet. Vanuit naburige landen bleef hij in contact staan met het gewapend verzet in dat land. Zijn verbondenheid met de strijd van het FMLN in El Salvador vormde de rode draad tijdens zijn omzwerving, schreef het blad America Ventana in 1996. Hij verklaarde dat hij het strijdterrein naderhand had leren verleggen, bijvoorbeeld naar bestaande structuren. Een organisatie als Max Havelaar probeert eraan te werken dat een deel van de macht bij de boeren terechtkomt, verklaarde Denaux. Siebelt wijst erop hoe onthullend zo'n uitspraak is. Het gaat dus om een politieke doelstelling: macht. Daar lees ik in de officiële stukken van Max Havelaar niets over. Dat mogen al die brave koffiedrinkers zeker niet weten? |
![]() |