Binnenland

Koningin beïnvloedde besluit Den Uyl

Juliana dreigde tijdens
'Lockheed' met crisis

Van onze binnenlandredactie
HILVERSUM – Koningin Juliana heeft de besluitvorming van het kabinet-Den Uyl beïnvloed over maatregelen tegen prins Bernhard tijdens de Lockheed-affaire in 1976. De oud-ministers Westerterp, Lubbers en Vredeling zeggen dat in een tv-documentaire over het kabinet-Den Uyl die vanavond wordt uitgezonden.

De Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed betaalde tussen 1970 en 1975 95 miljoen gulden aan smeergelden aan functionarissen in dertig landen. Prins Bernhard zou ook geld hebben ontvangen. Hij heeft dat altijd ontkend. De Commissie van Drie die de zaak in 1976 onderzocht, kwam tot de conclusie dat prins Bernhard zich „te lichtvaardig had begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten”. Hij had zich „toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen”.

De geruchten over beïnvloeding van de kabinetsbeslissing door koningin Juliana doen al sinds 1976 de ronde. Zij vinden hun voedingsbodem in de overweging van het kabinet-Den Uyl dat een strafvervolging „ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de positie van het staatshoofd”. Het kabinet wilde „in deze situatie voor het intreden van zulke gevolgen geen verantwoordelijkheid nemen”. In plaats van een strafrechtelijke vervolging koos het kabinet ervoor de prins zijn militaire functies te ontnemen.

Westerterp zegt in de documentaire dat koningin Juliana destijds tegen premier Den Uyl heeft gezegd: „U moet goed weten, hij is en blijft mijn man. Dus als er maatregelen zouden worden genomen die ik niet zou kunnen aanvaarden, dan weet u wat ik nu zeg”. Volgens de oud-minister heeft dit „meegewogen” bij het besluit of prins Bernhard strafrechtelijk vervolgd zou moeten worden.

Te hoog
De opmerking van koningin Juliana is uitgelegd als een dreiging met aftreden. Vredeling zegt hierover: „Dat (het aftreden -red.) heeft Joop den Uyl weten te voorkomen. De constitutionele prijs was hem te hoog”.

Door het progressieve karakter van het kabinet-Den Uyl verwachtten velen in 1976 een strafrechtelijk onderzoek. Dat dit er niet van is gekomen, had naast de beïnvloeding door koningin Juliana nog een reden. Het rapport van de Commissie van Drie was een te wankele basis voor vervolging. Met de vaagheid van de getuigen en een gedeeltelijke verjaring van het recht op strafvervolging, zou het openbaar ministerie, dat bewijs moet aanbrengen, weinig hebben kunnen uitrichten. De rechter zou met dat materiaal nooit tot een bewezen verklaring hebben kunnen komen.