Binnenland

„We zitten hier om orde en rust te garanderen”

Blijvertje in Bosnië

Door R. Pasterkamp
Ze zitten in wintersporthuisjes, in een meelfabriek en in lekke boogtenten. „Hoezo onmenselijke huisvesting voor asielzoekers? Wij liggen een halfjaar in die dingen”. Het Nederlandse leger in Bosnië. Paraat om –bijvoorbeeld– een hekje bij de lokale kleuterschool van een nieuw verfje te voorzien en –als het moet– gewapende partijen uit elkaar te houden. „Hoe lang nog? Zeker een jaar of vijf”.

De Gulfstream schudt misselijkmakend heen en weer. Staatssecretaris H. van Hoof van defensie heeft het niet breed. De heuvels rond Sarajevo liggen er in hun herfstkleuren schitterend bij maar hij heeft er niet veel oog voor. Sinds zijn aantreden is het de tweede vlucht in „het speeltje” van zijn voorganger. De landing op het vliegveld van Sarajevo is heftig. De turbulentie rukt aan het toestel. Van Hoof: „Het is hier duidelijk nog een instabiel gebied”.

In de lucht mag dat zo zijn, op de grond is de situatie anders. De vreselijke oorlog die voormalig Joegoslavië verscheurde, is ten einde, de strijdende partijen zijn teruggejaagd in de kazernes. Het vredesakkoord van Dayton (14 december 1995 getekend in Parijs) trok grillige grenzen door het land. Meer dan 30.000 militairen van een internationale vredesmacht (SFOR) zorgen voor toezicht op naleving van het akkoord.

Nederlandse soldaten opereren in de sector Zuidwest. Het gebied is een langgerekte zone van 30 bij 100 kilometer (ongeveer de provincie Limburg) in het hart van Bosnië. Het noordelijke deel ligt in de republiek Srpska, zuidelijk heet het de Moslim-Kroatische Federatie. „Primair zitten we hier om de orde en rust in het gebied te garanderen”, zegt de Nederlandse brigadegeneraal B. Dedden.

Rode jack
Het giet in Knesevo. Het water verandert de straten in kolkende modderpoelen. De bevolking sleept zich deze donderdagmorgen naar de markt om een plastic zak vol met kool te halen. Tussen de grauwe kleuren van de huizen en de asgrijze gezichten van de mensen op straat valt de man in het rode jack onmiddellijk op. Het is staatssecretaris Van Hoof op patrouille met drie gewapende militairen.

Hij wil het meemaken. Of, zoals hij zelf zegt: „Met de mannen in de modder staan”. Aanvankelijk zouden Van Hoof en minister De Grave van defensie begin oktober samen op kennismakingsbezoek bij de troepen in Bosnië gaan. De dreigende NAVO-aanval op Kosovo gooide roet in het eten. Omdat de 1300 militairen binnenkort naar huis komen en nog geen Haags bezoek mochten verwelkomen, zat er voor Van Hoof weinig anders op dan deze week op de valreep alsnog langs te gaan.

Dagelijks maken de Nederlandse soldaten een rondgang door Knesevo. Te voet of in „de MB”; landmachtjargon voor de Mercedes-Benz. Veel problemen komen de patrouilles niet tegen, want sinds het vredesakkoord dommelt Knesevo in een diepe rust. De burgeroorlog heeft alle bedrijvigheid lamgelegd. Vroeger verschafte de grote fabriek voor cornflakes en muesli beneden in het dal velen werk. Het bedrijfsterrein is nu nog de legerplaats voor de Charlie-compagnie van het Nederlandse bataljon in dit deel van Bosnië. De 60 meter hoge graansilo's zijn dankbare objecten voor abseiloefeningen.

In de directiekamer van de fabriek staan de pakken cornflakes en muesli met een dikke laag stof erop in de kast. Alsof er niets is gebeurd. De eigenaar van de fabriek zit met de handen in het haar want de Nederlanders gaan weg. Daarmee verdwijnt zijn goudmijn aan huurpenningen. De C-compagnie gaat naar de “hot spot” Kotor Varos. Volgend voorjaar en zomer worden daar problemen verwacht met terugkeer van gevluchte moslims.

Vlam
Er heerst „relatieve rust” in Bosnië. Er is een begin van economische ontwikkeling. Grootste struikelblok –naast uiteraard het opruimen van de ontelbare hoeveelheid mijnen in het land– is de wederopbouw van de kapotgeschoten huizen en beantwoording van de vraag wie waar moet wonen. En dan gerekend naar afkomst: Kroaat, moslim of Serviër. Op zogenaamde kijkdagen en bij terugkeerprojecten hoeft er maar iets te gebeuren en de vlam slaat in de pan. Hete hoofden, koude harten. „Daar sta je dan met scherfvest en wapen”, vertelt een jonge Nederlandse militair die het van nabij meemaakte, „tegenover een menigte van vooral vrouwen en kinderen. Die sturen ze vooruit”.

„Het gemakkelijke deel van Dayton hebben we gehad”, zegt bataljonscommandant overste Vleugels op zijn hoofdkwartier in het bergdorp Sisava. „We lopen tegen de gevoelige grenzen aan”. Wat die grenzen zijn, is het beste te illustreren aan de hand van een enorme stafkaart van het te controleren gebied in het tot militair centrum omgekatte wintersporthotel. Op de kaart staan gekleurde stippen, waarin getallen staan geschreven. Elke gekleurde stip staat voor een etnische bevolkingsgroep. Oorspronkelijke bewoners keren terug in de dorpen en steden. Mensen van verschillende etnische groepen wonen al weer naast elkaar. Vleugels: „Dat vergt veel begeleiding. Iets waar we heel druk mee zijn”.

Boze tongen beweren dat er elementen zijn die de etnische tegenstellingen willen aanscherpen. Zo zouden moslimvrouwen er geld voor krijgen om weer gesluierd door het (openbare) leven te gaan. De oorlog mag dan over zijn, de tegenstellingen zijn nog lang niet verdwenen.

Stroomlijning
Naast Knesevo en Sisava is er een Nederlandse basis in Novi Travnik en twee in Busovaca. Een daarvan (hotel Nunspeet) gaat binnenkort dicht. Dat is onderdeel van de „verdere stroomlijning van de organisatie”, aldus Dedden. De generaal geeft aan dat Defensie zeker met 1300 militairen in Bosnië actief moet blijven. Dat is de ondergrens. „Willen we de taken blijven uitvoeren zoals we dat nu doen. Eén keer per week ons in de dorpjes laten zien, praten met de bevolking, zo veel als mogelijk helpen met de wederopbouw”.

Maar is daar een leger voor nodig? Nu nog wel, vindt Dedden. „Als SFOR nu weggaat, slaat binnen de kortste keren de vlam weer in de pan. Het is een kwestie van jaren voordat we kunnen denken aan troepenvermindering. Al wil ik niet zeggen dat bij minder soldaten ook direct de spanningen zullen toenemen”.

In heel Bosnië zitten bijna 30.000 SFOR-militairen. De sector Noord (12.500) wordt gedomineerd door de Verenigde Staten, in Zuidoost (10.000) heeft Frankrijk de leiding en in Zuidwest (6500) de Engelsen. Bij de installatie van IFOR, de voorloper van SFOR, zei president Clinton van de Verenigde Staten dat de mannen „voor de Kerst” weer thuis zouden zijn. Hij vergat er alleen bij te zeggen over de Kerst van welk jaar hij sprak. De Verenigde Naties hebben in hun laatste mandaat voor Bosnië geen einddatum maar een einddoel geformuleerd. Niemand durft te zeggen wanneer dat bereikt wordt.

Pilsjes
Er trekt een bulderende wind over de basis in Sisava. De zeilen die over de werkplaatsen zijn gespannen, klapperen vervaarlijk. Een tocht voor een kleine boodschap in de Dixi vergt een dikke jas en stevige schoenen. Rond het wintersporthotel op de berg staan houten en stenen vakantiehuisjes. In elk daarvan wonen of werken Nederlandse militairen.

In Bosnië mogen de mannen en vrouwen 's avonds de basis niet af. Binnen geldt strikt de zogenaamde two-can-rule: twee pilsjes per avond. Er is wel wat afleiding, maar toch. „Soldaten zouden overdag graag wat meer actie willen zien”, erkent Dedden. „Er is hier vrede en stabilisatie. Tijdens de opleiding oefenen de mannen op het ergste scenario. We proppen dan alle incidenten in een paar weken”.

Majoor K. 't Lam heeft als psycholoog de afgelopen weken gesprekken gevoerd met 160 militairen die op het punt staan om terug te keren naar Nederland of Duitsland. Hij heeft de indruk dat voor het gros van de soldaten de missie duidelijk is. „Mensen die hier eerder hebben gezeten, zien concreet de opbouw die het land meemaakt. Dat maakt de uitzending zinvol”. Militairen die voor zes maanden naar Bosnië gaan, mogen tussendoor op verlof. Eén keer lang (zeventien dagen) of twee keer kort (negen dagen). De financiële toeslag voor een uitzending is absoluut om over naar huis te schrijven. Gemiddeld komt het neer op honderd gulden per dag extra. Een 24-jarige bbt'er (soldaat met een contract voor een bepaalde tijd) komt daardoor op een nettomaandsalaris van 4500 gulden.

Chaos
Voor adjudant G. H. Luttik van de Limburgse Jagers is het de derde uitzending waarvan de tweede keer in Bosnië. Hij gaat graag weer naar huis, naar vrouw en kinderen. Uit ervaring weet hij dat de eerste weken thuis niet makkelijk zullen zijn. „Je gaat van de chaos hier naar een keurig geordende maatschappij thuis. Je leeft hier in een mannenwereld (op de totale populatie militairen is 6 procent dames, RP) met eigen gewoontes, eigen taalgebruik, eigen ditjes en datjes. Als ik hier geen zin heb om te eten, dan eet ik niet. Thuis kan dat niet. Dan zegt mijn vrouw: Hallo Gerard, je hebt ook kinderen”.

De grootste interne bedreigingen op de legerplaats Bosnië zijn alcohol, drugs en seksualiteit. De regels voor de eerste twee zijn duidelijk: twee biertjes per avond en absoluut geen drugs. „Als er een vent wordt gesnaaid, vliegt-ie eruit. Kijk, verliefdheid houd je niet tegen. Maar ik zeg altijd tegen de jongens: Doe geen domme dingen waar je later spijt van hebt”.

Op weg naar zijn verblijf moet Luttik over plassen springen. De hevige regenval van vanmorgen veranderde de basis in Novi Travnik in een modderpoel. Uitnodigend zwaait hij het zeil van de boogtent open. Het is net of we op de heide in Ermelo staan. Een potkachel, drie bedden en water. De tent lekt. Op de kachel staat een teiltje. Het water loopt in kringetjes over de vloer.

Toen Nederland medio vorige maand op z'n kop stond omdat asielzoekers in Ermelo niet-humaan zouden worden opgevangen, konden de militairen in Novi Travnik hun oren niet geloven. „Hoezo verontwaardiging over asielzoekers in lekkende legertenten? Wij liggen er al een halfjaar in. Dat noem ik nou meten met twee maten”.

„We zouden hier, op het terrein van een voormalig busstation, maar even blijven. Vandaar die tenten. Maar de situatie duurt nu al twee en een half jaar”. Het wordt beter. In witte prefabs komen vier bedjes. „Maar dat heeft wel tweeënhalf jaar geduurd”, zegt Luttik. „Voor die asielzoekers was het in twee dagen geregeld. Zijn wij dan anders?”

Langdurig
Staatssecretaris Van Hoof maakt er geen geheim van dat de door de NAVO geleide SFOR-troepen wat hem betreft nog jaren in Bosnië blijven. Het Nederlandse leger zou een substantiële bijdrage moeten blijven leveren. „Het is indrukwekkend wat ze daar presteren”. Iets wat wijst op een langdurig verblijf is het nieuwe kamp in Knesevo. Achter de cornflakesfabriek is door de genie een stevige compound uit de grond getimmerd. Kosten: een miljoen gulden. Dat doe je niet om het volgend jaar weer op te ruimen.

Bosnië is een blijvertje voor het Nederlandse leger. Geen machtsvertoon met tanks en grof geschut maar behulpzaam bij de wederopbouw van het land. Wel lekker in tijden waarin het bezuinigingsspook rondwaart: het leger maakt zich nuttig. Of, zoals overste Vleugels het zegt: „Wat we hier doen, is onze hoofdtaak”. Een derde deel van zijn bataljon was het afgelopen halfjaar voor de tweede keer in Bosnië. Ook adjudant Luttik. „Als Gerard gezond blijft, zullen er nog vele keren volgen”.