Binnenland

Potvissymposium moet op veel vragen antwoord geven

Kosten per kadaver: tot 40.000 gulden

Door N. Sterk
AMELAND – Een solitaire potvis op Terschelling, drie bij Scheveningen, één bij Wassenaar, vier op Ameland. Ons land werd de afgelopen jaren rijk bedeeld met dode of stervende zeereuzen. Tot nu toe was er altijd een liefhebber voor het skelet, en die betaalde dan gelijk de opruimkosten. Inmiddels heeft elk natuurmuseum en waddeneiland z'n eigen geraamte. De verwachting is dat het aantal potvisstrandingen de komende jaren zal toenemen. En wie betaalt dan de ruiming?

Natuurlijk, een dode potvis op het strand is een spektakel, tot en met het moment dat het spek in de takel hangt. En dus, een beetje afhankelijk van de plaats waar het dier aanspoelt, goed voor duizenden 'ramptoeristen'. „Wat dat betreft kun je als potvis beter op het Oerd op Ameland stranden dan bij Scheveningen”, zegt drs. B. van der Pol, oogarts in Groningen en als zodanig medewerker van de zeehondencrèche Pieterburen. De oogarts is een van de drie organisatoren van het symposium potvisstrandingen dat donderdag en vrijdag op Ameland wordt gehouden.

Een potvis die sterft, moet namelijk zo veel mogelijk van stress worden gevrijwaard, vindt hij. Al spoelt een potvis levend aan: de kans op doodgaan is bijna 100 procent, want de dieren bezwijken –zonder de opwaartse druk van het zeewater– aan hun eigen gewicht.

Sinds november 1994 strandden er bijna zestig potvissen op de oostelijke Noordzeekusten, waarvan negen in ons land. De Belgische, Deense en Duitse stranden kregen ook de nodige dieren te verwerken. Vooral het Deense eiland Rømø werd zwaar bezocht: in 1995 strandden daar zestien dieren en twee jaar later nog eens dertien. „Er zijn aanwijzingen dat er een stijgende tendens is in het aantal potvisstrandingen. Veel deskundigen verwachten de komende jaren nog veel meer dieren”, zegt Van der Pol.

Als er een potvis aanspoelt, heeft de gemeente waar het dier ligt meteen een probleem. „Hoe regelen we het ramptoerisme, wie euthanaseert het beest als hij nog leeft en hoe gaat dat, en wie ruimt de smurrie op die achterblijft? Want een volwassen potvisstier weegt een ton of 40, soms zelfs meer dan 50. De kosten om de stinkende kadavers te ruimen schat Van der Pol op 25.000 tot 40.000 gulden per dier, afhankelijk van zijn omvang en de plaats van stranding.

Wetenschap
Het is niet de eerste keer dat er “Europa-breed” over de potvis wordt geconfereerd. „In 1995 werd op Norderney (Denemarken) gepraat, een jaar later in Koksijde (België). Afgelopen voorjaar was Rømø aan de beurt. Tot nu toe ging het echter alleen om de wetenschap achter de strandingen. Nu gaat het ook over preventie, taakverdeling, wetgeving en (financiële) verantwoordelijkheden. Want tot vandaag werden de taken welwillend verdeeld, maar het is de vraag of dat zo blijft. Het afvoeren en verwerken is duur. „In België en Nederland werden de resten van de dieren door een destructiebedrijf verwerkt, maar het is de vraag of dat überhaupt kan en mag –een beetje potvis op heel veel koeien in het eindproduct, bijvoorbeeld diervoeder– en wat de alternatieven zijn”.

Het verwerken van een karkas betekent fysiek contact van vaak onervaren mensen met exotisch biologisch materiaal. „Bij elke stranding doen zich gezondheidsrisico's voor, onder andere door flinke snijwonden. Hoe voorkom je dat? “Ameland” moet antwoord geven op al dat soort vragen. Er moet een soort draaiboek komen, waarin alle betrokkenen richtlijnen kunnen vinden die bij alle komende strandingen gelden”.

Dat er in de nabije toekomst nog vaak potvissen zullen stranden, is vrijwel zeker, zeggen alle deskundigen op dit terrein. De dieren op de oostelijke Noordzeekust zijn nagenoeg altijd pubers van het mannelijk geslacht, enkele meters kleiner dan de volwassen maat van 18 meter. Officieel wordt de potvis –de grootste van de familie van de tandwalvissen– sinds eind jaren zeventig niet meer bejaagd. „Het gaat dus om de grote groep pubers die vanaf die tijd is geboren”, zegt Van der Pol.

Wintermaanden
Schattingen over het aantal van deze tandwalvissen dat de wereldzeeën doorkruist, lopen uiteen van twee tot drie miljoen. Sinds het stopzetten van de jacht neemt de populatie snel toe. De potvis leeft in de oceanen en jaagt op diepten van 300 tot 600 meter op inktvissen, maar kan, als het moet, tot 3000 meter diepte duiken. In de Atlantische Oceaan houden de vrouwtjes zich groepsgewijs op in de relatief warme wateren ter hoogte van de Azoren. Zijn de jonge stieren vijf tot tien jaar oud, dan worden ze verstoten en zwermen ze uit in noordelijke richting. Wordt het in het najaar kouder, dan keren ze terug naar het zuiden. Dat verklaart waarom strandingen zich altijd in de wintermaanden voordoen en waarom het altijd jonge mannetjes zijn.

„De meest voor de hand liggende theorie is dat de dieren per abuis de afslag naar links nemen in plaats van de route ten westen van de Shetlandeilanden te volgen. In de ondiepe Noordzee redden ze het niet. Een laag van 40 meter water voor een dier van bijna 20 meter is veel te weinig. Bovendien hebben ze in de Noordzee niets te eten. De dieren die in november 1994 en januari 1995 op de Belgische en de Nederlandse kust liepen, waren in zo'n slechte conditie dat waarschijnlijk was dat ze enkele maanden zonder voedsel in de Noordzee hebben rondgezwommen”.

Op het Amelandse symposium komen Nieuw-Zeelanders vertellen over hun reddingspraktijken. R. W. Nolan, coördinator stranding zeezoogdieren Nieuw-Zeeland, brengt zelfs een dummy mee, waarmee hij vrijdagmiddag de reddingen zal demonstreren die in zijn land aan de orde van de dag zijn. „Afgelopen jaren werden daar 1400 dieren gered door er een soort ponton onder te schuiven en ze naar open water te varen. Daarbij ging het echter in bijna alle gevallen om de griend, een walvissoort van 8 tot 10 meter lang. Dat is een heel ander verhaal”.

Explosieven
Omdat de potvis een zogenaamde eindpredator is –hij zit aan het einde van de voedselketen– bevatten de kadavers veel giftige stoffen. „En pas je euthanasie toe, dan moeten er liters gif in worden gepompt en houd je zeker chemisch afval over”. Euthanasie met explosieven is ook een mogelijkheid, maar die is voor het publiek nauwelijks bespreekbaar. Voor de verwerking zou begraven een optie kunnen zijn, zegt Van der Pol, „maar dat is een misselijke onderneming. Dat moet dan heel diep, en de grond stinkt dan de komende zes jaar onbedaarlijk naar walvis”. Afzinken in diepe wateren kan ook, maar is een dure optie. „Het exploderen van zo'n dier op zee gebeurt ook zonder menselijk ingrijpen. Op land exploderen ze ook vaak doordat ze zichzelf –omdat ze hun warmte niet meer kwijtraken– als het ware 'koken'. Ligt een potvis –met ongeveer dezelfde lichaamstemperatuur als een mens– even op de kust, dan wordt-ie heel snel 40, 50 graden Celsius. De dikke isolatielaag maakt de dieren tot een soort thermoskan”.