Binnenland

W. Kok, PvdA, premier,
Algemene Zaken

Premier W. Kok is met vijf trefwoorden te typeren: vasthoudendheid, soliditeit, integriteit, realiteitszin en geloofwaardigheid. Deze vijf trefwoorden kenmerken ook de levensgang van deze sociaal-democraat. Hij treedt met de beëdiging van 'zijn' tweede kabinet in de voetsporen van zijn ideologisch voorbeeld W. Drees en zijn door hem gerespecteerde voorganger, de CDA'er drs. R. F. M. Lubbers.

Niet voor niets ging de op 29 september 1938 in Bergambacht geboren timmermanszoon Wim Kok na de mulo in Schoonhoven en de hbs in Gouda naar Nijenrode in Breukelen. Die opleiding duurde korter en was tegelijk praktischer dan die aan een gewone universiteit. Zo'n keus typeerde “de polderjongen”, zoals de titel van een recent verschenen biografie over hem luidt.

Kok begon in 1961 als wetenschappelijk medewerker van de Bouwbond NVV en was uiteindelijk van 1973 tot 1985 voorzitter van de FNV. In 1986 kwam hij op voordracht van dr. J. M. den Uyl de PvdA-gelederen in de Tweede Kamer versterken. Hij was toen de zoveelste gedoodverfde opvolger van Den Uyl.

Hij werd ook diens opvolger. Maar als politicus staat Kok meer in de traditie van Drees dan in die van Den Uyl. Hij was voorzitter van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en tegelijk oppositieleider (van 1986 tot 1990), daarna vice-premier en minister van financiën in het kabinet-Lubbers-III (1990-1994) en ten slotte premier, vanaf 1994. Onder zijn leiding leed de PvdA in electoraal opzicht verlies op verlies, met 1994 als dramatisch dieptepunt, toen de PvdA-fractie kelderde van 49 naar 37 zetels.

Bondgenoot
Aangezien de CDA-fractie toen nog dieper viel (van 54 naar 34 zetels), werd de PvdA-fractie wel de grootste in de Kamer. Kok heeft die positie na de verkiezingen van mei kunnen stabiliseren, met zelfs een behoorlijke winst (acht zetels). Hij zag in 1994 in het CDA nog min of meer een natuurlijke bondgenoot en had er enige moeite mee om paars (een coalitie van PvdA, VVD en D66) als een reële optie te zien. Die moeite is inmiddels geheel verdwenen.

Kok ging als vice-premier in Lubbers-III onder een enorme spanning gebukt. Dat kabinet moest snijden in de sociale zekerheid en dat deed hem als sociaal-democraat pijn. Maar hij ging de moeilijkheden niet uit de weg, hoewel hij met name in die periode geen naam maakte als vrolijke Frans.

Overigens heeft hij ook als minister-president bepaald niet het imago van de goedlachse en vlot koutende politicus, hij is veel meer de bestuurder. Als premier was Kok duidelijk meer ontspannen dan als vice-premier. Het gunstige economische tij in de afgelopen vier jaren heeft zeker daartoe bijgedragen.

Kok wil voor alles dat ook zijn tweede kabinet de volle vier jaar uitzit. Daarom nam hij alle tijd om over het regeerakkoord te onderhandelen. Liever een week langer over een regeerakkoord onderhandeld, dan onvoldoende voorbereid op weg met “bekende” partners. VVD en D66 waren “bekenden”, maar de verkiezingen hadden hun sporen getrokken en dus moest er onderhandeld worden.

De vastbeslotenheid om ook van dit kabinet een succes te maken, weerspiegelt zich in de samenstelling van de nieuwe ploeg. Op een enkeling na is het echt een nieuwe regering, die met nieuw elan aan de klus kan beginnen.

Kok heeft uit hoofde van zijn ambt veel kennissen, maar hij is er de man niet naar om ook veel vrienden te hebben. In allerlei publicaties noemt hij zijn vrouw Rita zijn enige maatje. Zij is sinds 1965 zijn klankbord. De premier houdt de zondag zoveel mogelijk vrij, om die door te brengen in en met zijn gezin. Hij schroomt niet te vertellen dat hij die traditie van zijn vader heeft meegekregen.