Onderzoek RuG moet oorzaken aanwijzen
Aarzeling politie droeg bij aan ernst OosterparkrellenVan een onzer verslaggevers GRONINGEN Het niet tijdig optreden van de politie heeft vrijwel zeker bijgedragen aan de ernst van de ongeregeldheden in de Groningse Oosterparkwijk in de nacht van 30 op 31 december vorig jaar. Dat blijkt uit een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen en het Bureau voor Onderzoek en Advies Intraval. De rellen vlak voor de jaarwisseling waren geen op zichzelf staand incident, zo blijkt. Al ver voor Oud en Nieuw was het in het Oosterpark regelmatig raak met verstoringen van de openbare orde, vernieling en brandstichting en dat bleef ook na de jaarwisseling zo. Alles wijst erop dat de gebeurtenissen samenhangen met bestaande problemen in de Oosterparkwijk. Na een lange voorgeschiedenis was onder jongeren in de buurt een sfeer ontstaan waarin alleen nog een aanleiding ontbrak die als lont in het kruitvat kon fungeren, aldus de onderzoekers. Wel hebben de media een overtrokken beeld gegeven van de situatie. Door de berichtgeving is de indruk gewekt dat de wijk die avond in staat van beleg was. Zonder ook maar iets af te willen doen van de ernst van de gebeurtenissen, kan gesteld worden dat dit overtrokken is. Er is geen geweld tegen personen geconstateerd en er zijn ook geen personen direct fysiek bedreigd. Wel is vastgesteld dat door het optreden van groepen jongeren in de Oosterparkwijk bij een deel van de bewoners al langer een gevoel van onveiligheid en een sfeer van intimidatie en bedreiging bestond. Het rapport Verhaal halen werd geschreven in opdracht van de toenmalige burgemeester van Groningen, H. Ouwerkerk, die zijn functie neerlegde toen bleek dat hij onvoldoende vertrouwen kreeg van de gemeenteraad. Ouwerkerk nam in de bewuste nacht een te afwachtende houding aan, waardoor de mobiele eenheid veel te laat arriveerde. Mede daardoor kon de situatie zo ernstig uit de hand lopen, aldus het rapport. Wat door de politie wellicht bedoeld was om een escalatie van geweld met jongeren te voorkomen, heeft onbedoeld bijgedragen tot een verder uit de hand lopen van collectief vandalistisch gedrag. Uit het onderzoek is verder gebleken dat op buurt- en instellingsniveau onvoldoende is ingespeeld op de heersende onvrede onder de Oosterpark-jongeren en hun verslechterende relatie met de politie. Voorzover op dat niveau signalen zijn opgevangen, hebben ze in elk geval het beleidsniveau onvoldoende bereikt. Voor de geconstateerde tekortkomingen op dit punt zijn twee algemene oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats waren er signalen dat de lokale driehoek (politie, openbaar ministerie en burgemeester) niet altijd optimaal functioneerde. In de tweede plaats was er in een aantal gevallen sprake van een 'bestuurlijke drukte', waardoor soms ad hoc op incidenten werd gereageerd, de beleidstoepassing richtingloos was en de besluitvorming diffuus. Naar aanleiding van de Oosterparkrellen zijn 21 jongeren opgepakt. In totaal waren er 35 à 40 jongens bij betrokken; de helft was minderjarig. Meestal opereren de verschillende leeftijdsgroepen gescheiden, maar in bepaalde periodes, zoals rondom Oud en Nieuw, trekken zij intensiever met elkaar op. Er kan dan een vorm van negatief leiderschap ontstaan. De minderjarigen kijken tegen de meerderjarigen op en proberen hun criminele gedrag te imiteren. In het zoeken naar sensatie, maar ook om zichzelf te bewijzen, laten zij zich gemakkelijk meeslepen, zoals ook op de 30e december het geval was. In de Oosterparkbuurt was inderdaad een harde kern van criminele jongeren actief. Van deze kern maakten naar verhouding echter veel niet-Oosterparkers deel uit. Een aantal jongens had een alcohol- of drugsprobleem. Bij een enkeling waren aanwijzingen voor psychische gedragsstoornissen. De Oosterparkbuurt zelf bleek een goede voedingsbodem voor het ontstaan van problemen. De jeugd heeft zich veel vrijheid toegeëigend en activiteiten af weten te schermen tegen bemoeienissen van ouders. Zij heeft daar ook de kans voor gekregen, doordat sommige volwassenen vandalisme, geweldspleging en intimidatie gericht tegen nieuwe of minder goed in de buurt liggende bewoners, oogluikend toestaan of soms zelfs aanmoedigen. Van oudsher wordt de Oosterparkwijk geassocieerd met kenmerken als uitgesproken wij/zij-verhoudingen, een zekere mate van vrijgevochtenheid en problemen met gezagsaanvaarding, moeilijkheden met de politie en vertegenwoordigers van andere instanties passen in dit beeld. De relatie van de buurt met de politie is van oudsher problematisch. Een weerspannige houding tegenover alles wat overheid is, heeft ontegenzeglijk een negatieve invloed op het gedrag van een deel van de mannelijke jeugd. Toch is de Oosterpark geen extreem problematische wijk, vinden de onderzoekers. Het blijkt dat de specifieke problemen in de Oosterparkwijk vooral veroorzaakt worden door de aanwezige gelegenheidsstructuur. Mede door de aanzuigende werking op criminele jongeren uit andere wijken zijn problemen ontstaan die het draagvlak van de buurt te boven gaan. Er zullen daarom extra inspanningen moeten worden gepleegd door overheid, instellingen en ook buurtbewoners om de onderlinge samenhang en verstandhouding weer een positieve richting te geven. Alleen dan is het mogelijk het zelfregulerend vermogen van de buurt en de sociale weerbaarheid van de bewoners te vergroten. Een voorwaarde daarbij is dat met voortvarendheid gewerkt wordt aan het herstel van het onderlinge vertrouwen tussen burgers, lokale overheid, politie en Justitie. Naast een intensivering van de bestuurlijke aanpak is een meer consequente handhaving en naleving van regels nodig. Het is echter niet aan te bevelen een buurt als de Oosterparkwijk met een ongenuanceerd zero tolerance-beleid te confronteren. Naar onze mening dient rekening te worden gehouden met de bij een deel van de buurtbewoners en de jongeren bestaande gevoelens van wantrouwen en weerspannigheid, aldus het rapport. |