Binnenland

Scheidende Schuilplaats-directeur hoopt op meer samenwerking

De missie van een pro-life-man

Door G. Wolvers
ZEIST – „Het individualiseringsproces, waardoor de mens autonoom, zelfstandig, zijn beslissingen neemt, is ook in reformatorische kring verder voortgeschreden dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Dat uit zich onder meer in de veel gehuldigde opvatting dat alles wat op medisch terrein mogelijk is, ook moet kunnen”.

Dat zegt G. van Brenk, die vandaag afscheid neemt als directeur van de stichting Schuilplaats. De instelling werd zeventien jaar geleden opgericht om een antwoord te vinden op de ethische ontwikkelingen bij levensbegin (abortus) en levenseinde (euthanasie). Intussen is daar de psychosociale zorg bijgekomen, zodat Schuilplaats nu past in het rijtje hulpverleningsinstellingen met een kerkelijke achterban.

Het grootste deel van de veertien jaar van zijn directeurschap gaf „Gijs van Brenk”, zoals hij zich altijd noemt, leiding aan de Veenendaalse instelling. Fotoboeken tonen het ontstaan van de stichting, de nota's die worden aangeboden aan de ministers Brinkman van volksgezondheid, minister Korthals Altes van justitie, staatssecretarissen Dees en Simons van volksgezondheid, kamervoorzitter Dolman, de persconferenties in Nieuwspoort en last but not least de werkbezoeken van koningin Beatrix en minister Borst aan een hospice-instelling in Almelo en aan het hospice Kuria in Amsterdam.

De prenten laten de ontwikkeling zien van de man die de laatste tijd vooral bekend werd als voorzitter van het Netwerk Palliatieve zorg aan Terminale patiënten in Nederland (NPTN), die deze ondergewaardeerde vorm van zorg op de politieke agenda hielp. Inmiddels prijken oranje lelies, de kleur van de politieke combinatie die hij vertegenwoordigt, in zijn wethouderskamer in Zeist. Mét de felicitaties van „minister Els Borst” en een aantal bij voornaam genoemde hoge ambtenaren met wie hij het wel en wee van de palliatieve zorg besprak.

Niet uitgekeken
Van Brenk zegt zeker niet uitgekeken te zijn op zijn werk van Schuilplaats-directeur. „Ik zou een heel mooie tijd tegemoet gegaan zijn als tweede voorzitter van de sectie hospicezorg van het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Die moet de hospices in de bestaande zorg integreren”.

Bovendien is het werk van stichting Schuilplaats niet overbodig geworden, bevestigt Van Brenk. „Helaas. De terreinen waarop wij actief zijn, psychosociale hulp en het volgen van medisch-ethische ontwikkelingen, zijn nog steeds actueel”.

Schuilplaats dreigde in haar begintijd, 1984 tot 1987, een actiegroep te worden op het gebied van medisch-ethische zaken, vertelt Van Brenk. Toen kwam er een omslag. „We bleven bij ons standpunt, maar wilden ook alternatieven bieden”. Zo kwam de hulp aan terminale patiënten op gang.

In de jaren '90 is de psychosociale hulpverlening sterker geworden dan de hulp bij medisch-ethische problemen. De overheid voerde de druk op kerkelijke instellingen voor maatschappelijk werk op om te fuseren met algemene instellingen. „Van die diaconale, identiteitsgebonden organisaties is weinig overeind gebleven. Zij zijn ontworteld. Niets is schrijnender dan een gekwalificeerde hulpverlener die qua levensvisie langs de hulpvrager heenfietst. Dat geldt zowel bij depressie, relatieproblemen als bij vragen over de terminale fase”.

Poortwachtersfunctie
Door de toegenomen vraag naar christelijke maatschappelijke hulp moesten instellingen zoals Schuilplaats, De Vluchtheuvel (Gereformeerde Gemeenten) en De Driehoek (Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) wachtlijsten invoeren. Om deze af te stemmen, voeren zij sinds kort overleg. „Ik hoop dat het verdergaat. Deze drie organisaties moeten een poortwachter worden voor de tweedelijnszorg in de gereformeerde gezindte, zodat wij kunnen gaan verwijzen naar instellingen zoals de Gliagg en het GPZ”.

De drie instellingen kunnen volgens Van Brenk een landelijk netwerk van eerstelijns psychosociale hulpverlening vormen voor de volle breedte van de gereformeerde gezindte. De drie vullen elkaar zowel regionaal, kerkelijk als qua hulpverlening goed aan, vindt de vertrekkende Schuilplaats-directeur. Zo hebben de drie instellingen door de wachtlijsten en vele verwijzingen van Gliagg en GPZ een „anderhalflijns deskundigheid” opgebouwd.

Binnenkort heeft op het ministerie van ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport de eerste werkconferentie plaats over het verkrijgen van de poortwachtersfunctie. Die kan volgens Van Brenk echter niet vóór 2000 worden gerealiseerd.

Daarnaast is Schuilplaats bezig een ministeriële erkenning te krijgen. Dat zou kunnen betekenen dat de instelling op den duur niet alleen meer zou drijven op giften, maar ook deels kan worden gefinancierd met VWS-gelden. De Driehoek is reeds erkend, De Vluchtheuvel niet.

Inmiddels is er hernieuwde belangstelling voor kerkelijk gebonden maatschappelijk werk. Twee jaar geleden startte Schuilplaats op verzoek van kerken in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden het project Diakonaal Maatschappelijk Werk. De reguliere thuiszorginstelling stond niet open voor het aanbiedn van identiteitsgebonden maatschappelijk werk.

Per 1 mei start Schuilplaats in samenwerking met de hervormde diaconie van Ridderkerk een nieuwe instelling voor maatschappelijk werk. In de Duin- en Bollenstreek verliepen de gesprekken tussen de kerken, de riagg en de thuiszorginstelling positiever, zodat daar vooralsnog geen eigen instelling wordt gestart. In de regio Utrecht polsen kerken uit de gereformeerde gezindte momenteel de behoefte. „Pastoraat en hulpverlening kunnen elkaar versterken. Dat behoeven geen concurrenten te zijn”.

Brede verbanden
Het bestuur van stichting Schuilplaats heeft besloten de vacature Van Brenk opnieuw in te vullen. De leden van het netwerk voor palliatieve zorg zullen op een ledenvergadering voor de zomer een nieuwe voorzitter kiezen.

Van Brenk blijft de voorzittershamer hanteren van een project voor terminale thuiszorg in het Gooi en van stichting Kuria. Ook blijft hij ouderling van de plaatselijke christelijke gereformeerde kerk. Dat laatste betekent afvaardiging naar de generale synode dit jaar. „Daarvoor krijg ik gelukkig genoeg ruimte van het college van B & W. Ik zeg altijd dat je als christen in brede verbanden kunt werken zonder van kleur te verschieten. Toen ik voorzitter van het NPTN werd, gaf ik in drie dagen in totaal 47 interviews. Het Reformatorisch Dagblad was het meest kritisch. Die krant vond dat je als pro-life-organisatie niet op een deelgebied kunt samenwerken met instellingen waar ook euthanasie wordt toegepast. Op het gebied van de palliatieve zorg heeft die samenwerking haar vruchten afgeworpen. Inmiddels staat palliatieve zorg hoog op de politieke agenda. We hebben als christen toch ook een missie!”