Binnenland

„Controle op versterven moet blijven”

't Blauwbörgje niet
langer vervolgd

GRONINGEN – Justitie in Groningen heeft alle negentien klachten over het verstervingsbeleid van verpleeghuis 't Blauwbörgje geseponeerd. Onderzoek heeft volgens het openbaar ministerie uitgewezen dat „niet van enig misdrijf is gebleken”.

Justitie heeft alle betrokken familieleden en nabestaanden van patiënten inmiddels schriftelijk van haar besluit in kennis gesteld. In de brief aan de directie stelt het OM dat het zich conformeert aan het kabinetsstandpunt om versterving niet te vervolgen als dat gebeurt in het kader van normaal medisch handelen.

Het OM heeft in het onderzoek naar 't Blauwbörgje ook een verstervingsgeval in het verpleeghuis Neerwolde in Groningen meegenomen. Ook in dat geval bleek niet van een misdrijf sprake te zijn.

Directeur E. van der Lei van de Heymansstichting, waaronder het verpleeghuis valt, zei dat de directie en de medewerkers blij zijn dat er na acht maanden duidelijkheid is over de zware beschuldigingen die in augustus 1997 werden geuit.

Familieleden van vier patiënten deden toen bij Justitie aangifte van versterving en poging tot moord in 't Blauwbörgje. Een van deze eerste vier patiënten, de toen 62-jarige Alzheimer-patiënt R. Mulder, bleef slechts in leven door ingrijpen van zijn familie, zo verklaarde die.

Al na vrij korte tijd besloot Justitie van vervolging af te zien. De familie Mulder nam daar geen genoegen mee en ging in beroep bij het gerechtshof in Groningen. Procureur-generaal mr. J. Zwinkels adviseerde het hof al meteen geen vervolging in te stellen.

Advocaat mr. S. Roodhof, die behalve de familie Mulder ook andere nabestaanden bijstond, bestempelt de opvatting van het OM als „veel te absoluut”. Roodhof vindt dat Justitie het onthouden van voedsel en vocht aan terminale patiënten niet als een natuurlijk proces mag beschouwen. Omdat in alle negentien aangiften gelijk is beslist, denkt de advocaat dat Justitie een principieel standpunt inneemt. Volgens de raadsman moet Justitie controle kunnen blijven uitoefenen.

„Als je deze situatie vergelijkt met bijvoorbeeld gevallen van euthanasie, dan kan in die situaties ook niet worden volstaan met de redenering: als de arts beslist, dan is het goed. Er moet een vorm van controle zijn op welk medisch handelen dan ook, zeker bij versterven”, vindt de raadsman.