V. dacht niet na over herkomst cheques
Celstraffen geëist voor piramidespelALKMAAR De vermeende heling van duizenden cheques van deelnemers aan het piramidespel Coin Liberté heeft gisteren voor de rechtbank in Alkmaar tot eisen van drie jaar en anderhalf jaar cel geleid. De officier van justitie eiste tegen hoofdverdachte F. C. drie jaar, waarvan één voorwaardelijk, en een boete van 50.000 gulden. Medeverdachte D. V. hoorde achttien maanden, waarvan zes voorwaardelijk, tegen zich eisen. Het duo werd in september 1996 in Boedapest opgepakt, waar ze cheques hadden verzilverd bij de Budapest Bank. Het piramidespel Coin Liberté werd na negatieve publiciteit gestopt. Het administratiekantoor Argos handelde de boekhouding vervolgens af. Op 22 augustus 1996 werd aangifte gedaan van diefstal van 74.000 cheques uit de Alkmaarse woning van de directeur. De officier van justitie sloot niet uit dat de aangifte onjuist is. De cheques zijn gestolen of verduisterd, maar in ieder geval van criminele herkomst. V. had enkele weken voordat hij in Boedapest werd opgepakt in opdracht van de Western Prestige Corporation een rekening bij de Budapest Bank geopend en 258 cheques verzilverd. Hij stortte in totaal 21.500 cheques, met een tegenwaarde van ruim 700.000 Duitse marken en 72.000 gulden. Op 2 september kreeg hij in Boedapest een fax van de Rabobank te zien, waarin stond dat de eerste 258 cheques mogelijk van diefstal afkomstig waren. V. ontkende in alle toonaarden dat hij daarvan op de hoogte was. Volgens de officier van justitie heeft V. nul keer nagedacht over de herkomst van de grote hoeveelheden cheques en zich daarmee blootgesteld aan de kans dat ze van diefstal afkomstig zijn. V. kreeg de cheques steeds van C.. Advocaat A. Moszkowicz zegt dat C. en V. dachten dat ze de cheques op legitieme wijze aan het verzilveren waren. De advocaat wil dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de verdachten acht maanden in Hongarije vastzaten. Het OM heeft een afwachtende houding aangenomen om tijd te rekken. Nadat de Hongaarse justitie het onderzoek wegens onvoldoende aanwijzingen staakte, is pas na zes maanden een verzoek tot uitlevering gedaan. Terwijl C. en V. daar maar zaten, aldus de raadsman. Hij stelde ook dat beiden te goeder trouw waren. Uitspraak op 4 maart. |