Film: Eerherstel voor Amsterdamse burgemeesterRegering behandelde Van Hall schandelijkVan onze binnenlandredactie HILVERSUM Burgemeester G. van Hall van Amsterdam is schandelijk behandeld door de regering toen hij in 1967 moest aftreden. Ook de gemeenteraad liet hem destijds lelijk in de steek. Dat zei regisseur Hans Keller gisteren tijdens een voorvertoning van zijn gedramatiseerde documentaire De ondergang van burgemeester Van Hall. Van Hall kreeg na een onderzoek naar de rellen van 1966 in Amsterdam van de toenmalige premier De Jong de keus: ontslag nemen of krijgen. Destijds vond Keller het terecht dat Van Hall de zak kreeg, maar inmiddels heeft hij zijn mening herzien. De burgemeester was een integer man en een perfectionist. Volgens Keller was hij slachtoffer van politiek gekonkel in Den Haag en onbegrip van de regering voor Amsterdam, het rode bolwerk, dat als een staat in de Staat werd gezien. Daarnaast werd Van Hall aangewreven de greep op de veranderende samenleving in de stad volledig kwijt te zijn. Toen op 14 juni 1966 boze bouwvakkers het gebouw van De Telegraaf bestormden en auto's in brand staken, greep de politie te laat in. Miscommunicatie tussen burgemeester en hoofdcommissaris Van der Molen was de oorzaak. Van der Molen bleek voor ondergeschikten onbereikbaar. Ontslag Een dag na de rellen kreeg de politiechef zijn ontslag. Naar het handelen van Van Hall ging een parlementaire enquête van start. Hoe actueel het thema is, bleek toen Keller en medescenarioschrijver H. Hofland de laatste hand aan het programma legden. Na rellen in Groningen moesten respectievelijk de korpschef en de burgemeester het veld ruimen. Tijdens de opnames voor de gespeelde historische interviews vorig jaar speelde in Rotterdam de affaire met hoofdcommissaris Brinkman. Keller ziet Gijsbert van Hall (1904-1977) als een tragisch figuur, die zou zijn geroemd om zijn grote daden als de turbulente jaren zestig er niet waren geweest. Na zijn activiteiten voor financiering van het verzet in de oorlog en een carrière in het internationale bankwezen (directeur Labouchère in 1948), trad hij in 1957 aan als burgemeester van Amsterdam. Het realiseren van de IJtunnel, verovering van de Bijlmermeerpolder voor woningen en uitbreiding van de havens zijn enkele van zijn wapenfeiten. Dan breekt in de jaren zestig een nieuw tijdperk aan. Van Hall blijkt geen oog te hebben voor de veranderde samenleving: demonstraties tegen de NAVO, de oorlog in Vietnam en het huwelijk van Beatrix. Ambtenaren Van Hall heeft zich tijdens zijn burgemeestersloopbaan stevig uitgelaten over de werkinzet van ambtenaren. Hij liet zich ontvallen: Het is gemakkelijker met blote handen een ducdalf uit het IJ te trekken dan een slecht functionerende ambtenaar te ontslaan. Na commotie nam hij deze uitlating terug. De deining werd nog groter toen bekend werd hoe hij werkelijk over ambtenaren dacht. Van Hall verdeelde ze in drie groepjes: de lopers, die altijd met een stapel papieren onder de arm door de gangen lopen en anderen met hun geleuter van hun werk afhouden, de zitters, die doen waarvoor ze worden betaald (werken), en de wegblijvers, die te laat of helemaal niet komen opdraven. In juni 1967 trad Van Hall af. Het ontslag was eervol, maar niet op eigen verzoek. De documentaire wordt zondag door de VPRO uitgezonden. |