Binnenland

Niet in één hokje

Door P. van de Breevaart

De meningen over de voorzitter van het college van procureurs-generaal, mr. A. W. H. Docters van Leeuwen, zijn in Den Haag niet eenduidig. Hij is geliefd én men vindt hem onuitstaanbaar. Hij heet arrogant en collegiaal. Men noemt hem een „intellectueel zwaargewicht” alsook een „spijkerharde provocateur”. Kortom, hij is niet in een hokje te plaatsen.

De nu 52-jarige Arthur Docters van Leeuwen was van 1981 tot 1988 plaatsvervangend directeur-generaal openbare orde en veiligheid op het ministerie van binnenlandse zaken. In 1988 werd hij directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Daar plukte zijn partijgenote, minister Sorgdrager hem enkele jaren geleden (in 1996) weg om hem voorzitter te maken van het college van procureurs-generaal.

Dat leverde Docters van Leeuwen de bijnaam “super-pg” op. Hij was in Den Haag een opvallende verschijning. Waar hij ook binnenkwam, hij bleef niet onopgemerkt. Dat zat niet alleen in zijn positie, maar ook in zijn persoon. Zijn uiterlijk, onder meer zijn corpulentie en brillenglazen die veel van jampotbodems weghebben, zorgt ervoor dat hij opvalt.

Toch valt hij dan niet op als een van macht doordrongen doener, maar meer als een soort verdwaalde kamergeleerde. En op dat moment staan de toeschouwers, die in hun argeloosheid hem zo typeren, op hun verkeerde been.

Docters van Leeuwen is allesbehalve een kamergeleerde. Als hij zich een bepaald doel heeft gesteld, moet iedereen en alles voor de realisering van dat doel wijken. Daarom achtte Sorgdrager hem geschikt om de reorganisatie van het openbaar ministerie te leiden.

Op 33-jarige leeftijd kreeg hij al een hartaanval, maar sinds hij zijn macht als BVD-directeur of als “super-pg” uitoefent, heeft hij al velen in Den Haag én daarbuiten hartkloppingen bezorgd. De politiek en de diplomatie irriteren hem nogal eens omdat hij die te stroperig vindt. Maar dan schroomt hij niet om met olifantspoten door de Haagse porseleinkast te lopen.

Dat deed hij vorig jaar in de zaak-Bouterse. Die zaak werd door Sorgdrager en minister Van Mierlo van buitenlandse zaken met fluwelen handschoenen bejegend.

Docters van Leeuwen doorkruiste dat beleid door openlijk te verklaren dat hij Bouterse „het komend voorjaar (in 1998 dus, PvdB) voor de rechter” wilde brengen. Van zulke uitspraken krijgen politici kromme tenen, maar dat raakt hem niet. Hij is niet echt geïnteresseerd in de overwegingen van politici, zo liet hij eind van vorig jaar tegenover een Elsevier-journalist los.

Docters van Leeuwen groeide op in een vrijzinnig-protestants milieu in Zeist. Zijn vader, vertegenwoordiger in Sola-bestek, overleed toen Arthur twaalf jaar oud was. Zijn moeder was genoodzaakt kostgangers te houden om de universitaire studie van haar zoon te bekostigen. Zijn medestudenten typeren hem als „een slimme, dromerige jongen”.

In politiek opzicht begon Docters van Leeuwen als vrijzinnig democraat bij de PvdA. Omdat die partij te veel naar gelijkheid en te weinig naar vrijheid streefde, stapte hij over naar D66. De voormalige bewindslieden van Binnenlandse Zaken, Wiegel en Van Thijn, spreken nog steeds met respect over hem.

Maar anderen in politiek Den Haag of bij Justitie vinden hem „arrogant en onuitstaanbaar”. Toenmalig ACP-voorzitter Koffeman typeerde hem in 1990 als „machtsbelust en autoritair”. Diens NPB-collega Van der Linden noemde hem in die tijd zelfs een „spijkerharde provocateur”.

Wat Sorgdrager van haar partijgenoot vindt, blijft voorlopig nog geheim. Maar uit het aantal aanvaringen in de afgelopen jaren tussen die twee is op te maken dat ze elkaar niet echt liggen. De wederzijdse animositeit was steeds duidelijker merkbaar en gisteren dus openbaar gekomen.