Het is niet moeilijk om meer dubieuze zaken op te sporenDoor J. Visscher AMSTERDAM Zelden rinkelde de telefoon zo vaak bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). De onthullingen over gerommel met joods bezit hebben diepe verontwaardiging losgemaakt, merkt RIOD-directeur prof. dr. J. C. H. Blom. We moeten echter oppassen om in deze emotionele dagen al te snel oordelen te vellen. Wat mij de afgelopen dagen het meest heeft verbaasd? Dat ambtenaren van financiën in 1968 onderhands joodse spullen hebben verpatst. Onbegrijpelijk is dat. Wat zit er een tegenstelling tussen een soort gretigheid voor eigen plezier en het lot van de omgekomen joden, aldus Blom gisteravond. En dan te bedenken dat andere ambtenaren na de oorlog wél met grote inspanning en nauwgezetheid geprobeerd hebben teruggekeerde joden verder te helpen. Bij verschillenden rijst de vraag of het opgedoken oorlogsarchief bewust is 'vergeten' door ambtenaren van financiën, om lastige vragen te voorkomen. Wat denkt u? Blom: Dat zijn speculaties. Daar zijn geen harde aanwijzingen voor. Als ambtenaren dat archief echt kwijt hadden gewild, hadden ze het wel aan de vuilnisman meegegeven, zo kun je ook redeneren. Iets anders is nog dat de zorg voor het archief in veel instellingen te wensen over laat. Schrijnend als dat oorlogsarchieven betreft. Zeker. Maar ironisch en wrang genoeg als het pas opgedoken archief niet was zoekgeraakt, zou het wellicht allang zijn vernietigd, volgens de archiefvernietigingsmaatstaven uit de jaren zestig. Dat neemt natuurlijk het schokkende van de feiten niet weg. De RIOD-directeur wijst erop dat de nu gevonden kaarten slechts een klein deel van het zogeheten Liro-archief vormen. Liro verwijst naar Lippmann-Rosenthal, de Duitse roofbank waar de joden hun bezittingen in moesten leveren voordat ze op transport naar de kampen werden gesteld. Het veelbesproken Liro-archief, waarvan nu een beperkt deel is gevonden, is in het verleden tot tweemaal toe grondig onderzocht. Eerst tijdens de periode van het rechtsherstel, net na de oorlog. En later, van 1958 tot 1966, bij de afwikkeling van de claims bij Duitsland. In joodse kring is verbijsterd gereageerd op de recente onthullingen. Het onderstreept eens te meer de laksheid waarmee de Nederlandse overheid de joden na de oorlog tegemoettrad, zo valt te vernemen. Inderdaad was er sprake van onverschilligheid jegens de teruggekeerde joden, reageert Blom. Joden zijn na hun terugkeer in veel gevallen passief en bureaucratisch behandeld. Net na de Tweede Wereldoorlog bestond in Nederland weinig aandacht voor verschrikkingen die de joden hebben doorstaan. Ik denk dan altijd weer aan het verhaal van de jood die uit een concentratiekamp naar Nederland terugkeerde. Wat kreeg hij hier te horen? Wees blij dat je in een kamp zat en de hongerwinter in Holland niet hebt meegemaakt. Tekenend voor de houding van veel Nederlanders in die tijd. Aan de andere kant moet je ervoor oppassen om in deze emotionele dagen, achteraf, al te verstrekkende oordelen te vellen. Op grond van een vaag idee als zou de overheid er een janboel van gemaakt hebben. Aantjes De laatste tijd duiken regelmatig berichten op over falend Nederland. Twee voorbeelden. De Federatie Joods Nederland eiste deze zomer spaargeld van joden. De organisatie verweet de toenmalige Rijkspostspaarbank niet actief op zoek te gaan naar mogelijke joodse erfgenamen. De joodse professor I. Lipschits kwam vorig jaar met de beschuldiging dat Nederlandse notarissen miljoenen achterhouden die aan de stichting Joods Maatschappelijk Werk toe zouden komen. Blom: Nederland kan zich niet op de borst slaan. In ons land zijn verhoudingsgewijs de meeste joden omgekomen. Daar is al veel over geschreven, maar kennelijk dringt dat niet tot iedereen door. Al is de commotie van nu min of meer toevallig ontstaan, je kunt die wel in een breder verband zien. Het vraagstuk van de jodenvervolging staat hoog op de agenda. Dat de vlam in de pan slaat, is natuurlijk niet nieuw. In de jaren zeventig liepen de emoties ook hoog op. Denk aan de ontmaskering van oorlogsmisdadiger Pieter Menten of aan de discussie rond het oorlogsverleden van politicus Willem Aantjes. Waarheidsgehalte Onderzoeker F. Kordes, die deze week zijn speurwerk naar het joodse goud begint, zal ongetwijfeld op meer incidenten stuiten, verwacht Blom. Sla de krant er maar op na. Iedere week is er op een of ander terrein wel een affaire. Het zal niet moeilijk zijn om meer dubieuze dingen boven water te krijgen. De RIOD-directeur vindt het nog te vroeg om over te gaan tot het instellen van een parlementaire enquêtecommissie, waar de joodse gemeenschap voor pleit. We moeten Kordes eerst rustig de tijd gunnen bij zijn onderzoek. Weliswaar kun je bij een parlementaire enquête mensen verplichten om te komen opdraven en hen onder ede verhoren, maar ik twijfel aan het waarheidsgehalte van het betoog van een 'foute' ambtenaar in het openbaar. |