Binnenland | 14 juli 2001 |
Over dit onderwerp vindt een discussie plaats in de rubriek JongerenDe houdbaarheid van strak in het pakDoor G. Wolvers Deze week kwam de Ds. Johannes Bogermanschool in Vriezeveen in het nieuws. De onderwijsinstelling weigert een gemeentelijke logopediste de toegang, omdat zij van plan is in een lange broek te komen. Op dezelfde dag deed de Commissie Gelijke Behandeling uitspraak in een zaak van een Asser mavo-leerlinge. Het moslimmeisje was als stagiaire geweigerd omdat ze niet modieus genoeg gekleed ging en daardoor niet voldeed aan de kledingvoorschriften. Terecht, vond de commissie. Een patstelling noemt prof. mr. drs. B. P. Vermeulen de situatie in Vriezenveen. Als een school om plausibele redenen een consistent kledingbeleid voert, heeft ze de bevoegdheid mensen te weigeren. Vermeulen is hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit en hoogleraar onderwijsrecht aan de katholieke universiteiten van Brabant en van Nijmegen. De gemeente Vriezenveen, die de logopediste in dienst heeft, heeft echter evenzeer het recht aan haar kant. Die kan volgens Vermeulen evenmin verwachten dat een vrouw zich in een rok steekt, ervan uitgaande dat zij zich binnen redelijke grenzen kleedt. Complex Een oplossing zou kunnen zijn dat een andere logopedist(e) het werk overneemt, maar de twee anderen trekken één lijn met hun collega. Gevolg is dat de leerlingen van de Vriezenveense school geen logopedie krijgen. En dat is zuur, constateert Vermeulen. De hoogleraar betreurt in zijn algemeenheid het gebrek aan ruimte voor reformatorische opvattingen in Nederland. Ook reformatorische instellingen behoren tot het palet van de zogenoemde multiculturele samenleving. Men realiseert zich dit soms te weinig. Dat komt onder meer door het optreden van paars. Gemeenten met algemeen seculiere standpunten delen gekke klappen uit. Bij bepaalde islamitische subgroepen is men daar wat terughoudender in dan bij de reformatorische groepen. Duidelijke regels De regels gelden als werknemers binnen of buiten het Erdee hun werk doen. Vertegenwoordigers van de buitendienst dienen passende kleding te dragen, zegt Koetsier, doelend op pak en strop. Rok- en haarlengte worden niet gemeten. Eerbaar gekleed gaan, is de regel. Voor journalisten geldt hetzelfde, hoewel die per interview, persconferentie of reis kunnen beoordelen of het nodig is om strak in het pak te gaan. Ooit, voordat Koetsier aantrad bij het Erdee, ging de benoeming van een op zichzelf geschikte sollicitant niet door omdat die weigerde buiten de deur een stropdas te dragen. De 'baardregel' verdedigt Koetsier met het argument dat het vanaf het begin van het RD zo geweest is. Persoonlijk kan ik geen duidelijke fundering van deze regel vinden. Desondanks en ondanks het feit dat de kritiek op de baard als teken van wereldgelijkvormigheid in reformatorische kringen goeddeels is verstomd, zal Koetsier geen initiatief nemen om van de bedrijfsregel af te stappen. Dat zal ik niet doen als er geen aanleiding voor is. Aanleiding voor een vermanend gesprek bood ooit een RD-journalist die zijn baard in de vakantie had laten staan en dat tot drie weken daarna volhield. Een gesprek met de hoofdredactie, waarin duidelijk werd dat de baarddracht tegen de mondelinge afspraak was, was voldoende om het natuurlijke aangroeisel af te scheren. Verder zijn er volgens Koetsier geen problemen geweest. Geen dreigende gesprekken of mensen die we moesten ontslaan omdat ze deze regels overtraden. Te hoge kosten De uitgaven voor de bedrijfskleding blijven hoog, zeker als je dagelijks een ander pak of combinatie, een fris overhemd met een nieuwe kleur stropdas draagt, zoals dat bij Van de Kam het geval is. In één geval leidde deze regel tot het vertrek van een vrouwelijk personeelslid dat die kosten niet kon opbrengen. Verder levert het kledingvoorschriftenbeleid geen problemen op, weet Henkelman. Het werkt eerder aanstekelijk. De een wil er nog beter uitzien dan de ander. Als iemand er onverzorgd bij zou lopen, corrigeren ze elkaar wel: Joh, je overhemd is niet meer fris, of: ga een keer naar de kapper. Een onverzorgd uiterlijk komt op ons niveau nagenoeg niet voor. Bij lagere groepen ligt dat natuurlijk anders. Goede airco Dat is een zorg minder voor Henkelman, die de feitelijke leiding in Amersfoort heeft. Hij maakte tijdens zijn achtjarige loopbaan als bedrijfsleider van zeventien filialen van Duthler, een ander segment op de kledingmarkt, wel anders mee. Daar werden mensen er met enige regelmaat op aangesproken. De een is daar gevoelig voor, de ander niet. Het kwam inderdaad voor dat als er geen verbetering optrad, ze naar een andere werkkring moesten uitkijken. Henkelman vindt het ook logisch dat er in dit soort bedrijven eerder problemen zijn dan binnen zijn huidige werkkring. Het is een ander soort winkel, met een ander soort verkooppersoneel. Kledingzaken met nog minder representativiteit, komen ook voor. Henkelman noemt de Hema als voorbeeld. Dan is het bij V & D toch weer heel anders. Ieder bedrijf heeft z'n eigen cultuur. Geen stijve boel Sollicitanten zijn nooit om hun kleding afgewezen. Het is natuurlijk niet slim om als man niet in pak te verschijnen op een sollicitatiegesprek met een bank. De bankwereld is nog redelijk formeel. Niet dat het bij ons een stijve boel is, hoor. Om werknemers op hun kleding te kunnen aanspreken, heeft de financiële instelling een kledingvoorschrift opgesteld, dat net aangestelde werknemers krijgen voorgelegd. Zakelijke kleding voert de boventoon. Een spijkerbroek, joggingpak en legging, te korte rokken en te hoge hakken zijn niet toegestaan op de Sliedrechtse bank, een vlekje en een scheurtje evenmin. Van Andel citeert: Kleding moet zakelijk zijn, passend bij persoonlijkheid en lichaamsbouw, en modieus. Voor mannelijke werknemers met klantencontact betekent dat een pak of combinatie met overhemd en strop. Vrouwen moeten er ook representatief uitzien, met een pakje, jurk of een combinatie met een broek. Een nette trui mag ook. Mannelijke werknemers zonder direct klantencontact dienen er in ieder geval representatief uit te zien, maar hoeven niet per se een stropdas om. Voor zichtbare piercings en oorbellen bij mannen heeft de Rabobank Sliedrecht-Graafstroom geen beleid. Voor Van Andel zijn die ondenkbaar bij 'haar' bank. Dat staat ver van ons af. Het is gewoon niet actueel. Geen van de mannen draagt ze. Dan is er ook een heel strikt lijstje, maar dat legt de personeelsadviseur de werknemers al lang niet meer voor. De huidige kledingvoorschriften zijn mede ingegeven door een bureau dat personeelsleden traint in representativiteit. Maar ook bij de Rabobank in Sliedrecht is het leven rekkelijker dan de leer. Ons huidige lijstje is strikter dan de praktijk. Er kan heel veel. Gelukkig maar. |
![]() |