Binnenland27 juni 2001

„Ik heb me laten verleiden”

Door R. Pasterkamp
DEN HAAG – „Dank u voor de mens in de rechter”, zegt Roy Peter D. na het aanhoren van het vonnis. Politierechter C. Hensen weet even niet waar hij moet kijken. Zulke nobele woorden ontsnappen immers hoogst zelden aan de mond van een veroordeelde.

Het is het ochtendje van de hogerberoepszaken bij de politierechter in Den Haag. Zij die het niet eens zijn met de uitspraak van hun zaak bij de kantonrechter kunnen hier verhaal halen. Tenminste, dat denken ze. De meeste lieden die verschijnen, druipen af met dezelfde of met een hogere straf. Beroep loont zelden, zeggen de doorgewinterde rechtbank-watchers.

Keurig in het grijze pak staat Roy Peter D. achter het kromme hekje. Hij is 29 lentes jong. Zijn fraaie vriendin, die schuin achter hem in de zaal gaat zitten, oogt groener. Verder is er niemand.

D. werd in september 2000 door de kantonrechter veroordeeld tot een boete van 1000 gulden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden wegens te hard rijden in december 1999 op de N211 in Wateringen. Hij scheurde 158 kilometer per uur terwijl ter plekke 80 kilometer per uur is toegestaan. „Dat is maar liefst 78 kilometer te hard”, zegt rechter Hensen. „U herinnert zich dat?” Roy Peter: „Als geen ander.”

Voordat Hensen kan vragen wat de verdachte er nu van vindt –zo'n beetje de standaardvraag bij de politierechter– start D. een monoloog. „Ik heb anderhalf jaar de tijd gehad om over de zaak na te denken. En ik moet u zeggen: Ik heb me toen laten verleiden. De baan was vrij. Maar als je er echt over na gaat denken raak je pas doordrongen van alles wat je op het spel hebt gezet.”

Hij pauzeert nauwelijks. Verhaalt over de „tachtig- tot honderdduizend kilometer” die hij als vertegenwoordiger per jaar rijdt. De goede kennis die na een verkeersklap in coma kwam. De „slapeloze nachten” die hem sindsdien kwellen. Het feit dat hij zijn werk anders in wil delen. „Eerder naar bed en een kwartiertje eerder op. Haast is meestal de oorzaak van te hard rijden.” En als uitsmijter: „U zit tegenover een persoon die wel wil leren van zijn fouten.”

Vragen of Roy Peter D. een advocaat heeft, is vragen naar de bekende weg. Roy Peter D. is zijn eigen advocaat. „Ik kijk heel anders tegen het leven aan.”

Waar is het de snelle vertegenwoordiger om te doen? Waarom ging hij in hoger beroep? De advocaat in hem krijgt voorrang. „Ik begrijp dat ik moet boeten en gestraft moet worden voor wat ik heb misdaan. Maar vier maanden mijn rijbewijs kwijt; dat heeft heel grote gevolgen voor mijn bedrijf en voor mijzelf. Met die snelheidsovertreding heb ik mogelijk mijn carrière in één klap vernietigd.” Hij zegt veel mensen verdriet te hebben gedaan. „Mijn werkgever, mijn ouders. Dat is me die twee minuten lol niet waard geweest. Mijn leven is me dierbaar, mijn carrière nog meer.”

De vriendin –zojuist vergeten in het rijtje verdrietigen– kijkt vol adoratie naar de rug van D. terwijl de rechter zijn gezicht in de gaten houdt. Officier van justitie D. Boogaerd heeft haar conclusie al getrokken. „Meneer maakt op mij een oprechte indruk. Hij heeft veel te hard gereden maar heeft ervan geleerd.” Ze vraagt de politierechter het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en eist een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden en 2000 gulden boete. „De pijn moet immers wel worden verlegd.”

Rechter Hensen vonnist conform de eis van de officier. „Bedenkt u wel dat op een dergelijke snelheidsovertreding eigenlijk zes maanden onvoorwaardelijke ontzegging staat. Maar vooruit, u heeft uw lesje wel geleerd. Die 2000 gulden mag ook in vijf termijnen betalen. Als u niet met het vonnis eens bent kunt u in cassatie gaan bij de Hoge Raad.”

„Dat zal niet nodig zijn”, glimlacht Roy Peter D. „Ik dank u voor de mens in de rechter.”