Binnenland | 12 mei 2001 |
Een jaar na de rampDoor W. G. Hulsman, J. Visscher en G. WolversHet is morgen precies een jaar geleden dat de ontploffing van vuurwerkbedrijf SE Fireworks een groot gat sloeg in Enschede. Bij de ramp kwamen 22 mensen om en raakten bijna 1000 mensen gewond. Honderden inwoners werden van huis en haard verdreven. Op deze pagina kijken vijf betrokkenen terug en vooruit. „Het komt weer goed met de kerk”Een jaar na dato is diaken Gerrit Koops (52) nog altijd vier avonden in de week bezig met hulp aan slachtoffers van de vuurwerkramp. „Met een bezoek, een vraag, met een vergadering van de diaconie of de voorbereiding daarvan. Zo ben ik nog steeds op zoek naar oude Duitse marsmuziek, voor een oude broeder die zijn gehele verzameling is kwijtgeraakt.”De voorzitter van de diaconie van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Enschede-Noord is niet alleen hulpverlener, maar ook een beetje slachtoffer van de ramp. „Ik probeerde die dag mijn nieuwe mountainbike uit. Na de eerste klap ben ik naar de brand gaan kijken. Ik stond op 30 meter afstand van de containers. De sfeer was jolig. ”Gelukkig nieuwjaar”, riepen we elkaar toe als er weer een vuurpijl de lucht inging.” Toen het ontploffende vuurwerk rond Koops' benen sprong, besloot hij weg te gaan. Hij bleef kijken voor zijn kerk, aan de Lasondersingel. „Na de tweede, grote klap ben ik snel in het fietsenhok van onze kerk gaan staan. Ik was bang dat de toren van het kerkgebouw eraf zou gaan. Toen kwam de derde klap. Een betonblok stortte op tien meter afstand door het dak van het hok. Het is Gods bewarende hand geweest dat ik nog leef.” Na een retourtje huis, om te zien of zijn gezin veilig was, ging Koops op inspectie. „Samen met koster Lamain heb ik gas en elektra van de kerk afgesloten en ben ik mensen gaan helpen, tot 01.00 uur 's nachts.” Geen kerk
Al snel vormden vrijgemaakten, christelijke en Nederlands gereformeerden het Gereformeerd Informatiecentrum, een hulpdienst die 24 uur per dag werd bemand. „Een maatschappelijk werkster bood psychosociale hulp aan. Anderen, onder wie ik, deden praktische hulp. Weer een andere vrijwilliger hielp slachtoffers in de contacten met de gemeente over hun loketsyndroom heen. We schakelden hierbij snel diakenen uit de andere vrijgemaakte kerken in.” Vier jaar
Koops en de andere ambtsdragers brachten vele bezoeken aan de slachtoffers. „Je moet vooral je oren open zetten. Ik heb wel eens de neiging om met mijn eigen verhaal te komen, maar dat remmen anderen zo nodig af.” Of hij nog last heeft van nawerkingen van de ramp? „Niet veel, ik kan
er makkelijk over praten. Ik ben alleen liever niet in mensenmassa's. Dat
komt omdat tijdens de vlucht uit de wijk er zo veel mensen liepen. Onlangs
was hier een grote brand in een wasserij. De lucht was vol van sirenes.
Dat was heel vervelend.”
Koops volgde de verschillende rapportages en de politieke afrekening op de voet. Hij vindt het terecht dat twee wethouders zijn afgetreden. „Het is goed dat ze die daad hebben gesteld. Wel had het mij persoonlijk me gespeten als Mans was gegaan. Hoe die man zich heeft ingezet. Dat geldt trouwens ook voor wethouder Buursink.” Over de sorry-democratie van de verantwoordelijke bewindslieden in de landelijke politiek is hij minder te spreken. „Erg zwak. Ze gebruiken mooie woorden en presenteren mooie plannen, maar de uitvoering wordt niet gecontroleerd. Een prima werkend politiekorps, gespecialiseerd in de controle van gevaarlijke stoffen, is wegbezuinigd. Hun werk wordt overgelaten aan de gemeenten. Die besteden dat uit aan dat bureau van het ministerie van Defensie. Dan vraag je om communicatieproblemen.” Belangrijk voor Koops is het herstel van 'zijn' kerk aan de Lasondersingel, waar hij is gedoopt en altijd heeft gekerkt. Trots toont hij de herstelde ramen, de opnieuw geverfde banken, het heringerichte jeugdhonk, het gerestaureerde Vierdag-orgel en de twee weken geleden gerenoveerde klok. „De beelden van de ramp blijven op je netvlies. Maar met de kerk komt het weer goed, ook al is dat alleen materieel.” Toch heeft de ramp nog enkele goede dingen uitgewerkt. „Tweeëntwintig doden is natuurlijk verschrikkelijk. Maar er zijn ook mooie dingen. Voor onze gemeente heeft de ramp samenbindend gewerkt. In onze zuidelijke kerk wordt zaterdagavond de officiële herdenkingsdienst gehouden, die zondag landelijk wordt uitgezonden. Tijdens die dienst zal ds. O. Mooiweer, Nederlands gereformeerd predikant, een gedicht voordragen. Hij was wel een predikant die in de jaren '60 door onze gemeente in Enschede werd afgezet. Kerkmuren vallen weg. Ook dat is een teken van herstel.” „Wat stelt mijn voetje nou voor?”Willy Stokkers (56) uit Enschede raakte door de vuurwerkramp zijn linkervoet kwijt. Sinds vorig najaar heeft hij een prothese. „Ik heb een leven vóór de ramp en een leven na de ramp.”Samen met zijn broer was Willy Stokkers op zaterdagmiddag 13 mei 2000 vlak bij vuurwerkfabriek SE Fireworks in de Tollensstraat. Beide mannen waren bezig met de voorbereiding van de Twente-marathon. Toen er brand uitbrak bij de vuurwerkfabriek, gingen ze kijken. „Toen er ineens overal vuurwerk ontplofte, schuilden wij onder een fietsenstalling bij machinefabriek Thole, vlakbij Fireworks. Na een gigantische klap stortte alles om me heen in elkaar. Ik viel op de grond en zag mijn voet er half afhangen. Er staken botten uit mijn been. Ik heb in twee minuten afscheid genomen van mijn voet. Ik dacht: Daar komt wel weer een andere aan. Ik verloor mijn bewustzijn. Hoe lang, ik weet het niet. Toen ik weer bijkwam, ben ik in een plas water van een brandweerslang gaan zitten. Je bent op zo'n moment alleen met jezelf bezig. Dat is zoiets sterks. Als je dat niet hebt meegemaakt, kun je dat niet begrijpen. Iemand van de brandweer en een politieman hebben me naar de voorkant van Thole gebracht, waar ik mijn broer ontmoette. De politieman heeft met zijn bovenhemd mijn slagader afgebonden. Ik had geen pijn; erg veel bloed vloeide er niet; door de hitte zijn er waarschijnlijk bloedvaten dichtgeschroeid. Overal was rook en vuur. Ik had niet raar opgekeken als politie- en brandweermensen gillend waren weggerend. Ik had hen dat niet kwalijk genomen.” Mooie tijd
Nadat Stokkers uit het ziekenhuis werd ontslagen, wachtte het revalidatiecentrum Het Roessingh in Enschede. „Het klinkt heel raar”, blikt Stokkers in zijn woonkamer in Enschede terug, „maar dat was een hele mooie tijd. Je zit daar met lotgenoten onder elkaar. Je beurt elkaar op. De een heeft een herseninfarct gehad, de ander een ongeluk met z'n bromfiets. Er zat iemand bij die maar een kwartier per dag energie had. Die kreeg 's ochtends extra voeding. Daar maakten we dan grappen over. „Hé, jij zit zeker in het luxepakket van het ziekenfonds.” Ik zag daar kinderen die nooit meer uit hun rolstoel komen. Je leert je eigen handicap relativeren. Wat stelt dat voetje van mij nou voor?” In het najaar kreeg Stokkers zijn kunstvoet. Een tijd na de ramp bezocht hij per busje het rampgebied. „Dat was heel emotioneel. Het onkruid stond hoog. Ik herkende allerlei plaatsen. Op sommige plekken was alle bebouwing weg. Dan besef je dat er nog goed af bent gekomen.” Oordeel
Vóór de ramp was Stokkers werkzaam op de tekenkamer bij energiebedrijf Essent. Na de catastrofe is hij niet meer aan het werk geweest; onlangs is hij vervroegd afgezwaaid. Voorlopig heeft de Enschedeër wel wat om handen. „Ik zwem drie keer per week en fiets regelmatig.” Voor Stokkers is er „een leven vóór de ramp en een leven na de ramp.” „Ik ben veel emotioneler geworden. Nu ook weer met die herdenkingen een jaar na de ramp. Ik schiet zomaar vol.” „Sommigen worden steeds bozer”Een jaar na de ramp zijn sommige Enschedeërs er beroerder aan toe dan ooit. „Je hoort slachtoffers zeggen: Net na de ramp waren we gedupeerd, nu zijn we getraumatiseerd”, weet mr. J. A. C. (Jeannette) Peters-La Brijn, directeur van het Informatie- en Adviescentrum (IAC).Honderden bewoners in Enschede zijn op 13 mei 2000 in één klap van hun bezittingen beroofd. Bij anderen liep het huis forse schade op. Velen zijn een jaar na de ramp nog bezig met de afwikkeling van allerlei financiële schadeclaims. Vaak tot hun ergernis. „Nogal wat gedupeerden vinden de procedures erg lang duren. Ze krijgen alweer een brief waarin ze wordt meegedeeld dat hun zaak zes weken wordt uitgesteld”, zegt mevrouw Peters in haar werkkamer op het Informatie- en Adviescentrum. „Zodoende komen ze niet goed toe aan de verwerking van de ramp. Daardoor worden ze getraumatiseerd, verdrietig. Sommigen worden steeds bozer.” Fundering
Zo'n 90 procent van de vragen aan het IAC gaat over financiële regelingen. Het kabinet heeft beloofd dat slachtoffers van de ramp er niet op achteruit zullen gaan, tekent Peters aan. „Daar zijn we erg blij mee.” Feit blijft dat velen zich beroerd voelen door alle ongemakken na de ramp. „Er zijn mensen die dubbele woonlasten hebben. Ze hebben een woning gekocht, maar leven nog elders, omdat hun nieuwe huis nog niet klaar is. Anderen blijken niet voldoende verzekerd te zijn. Dat roept dan allerlei vragen op over financiële vergoedingen. Bij weer een andere categorie bleek na verloop van tijd dat de riolering in hun straat niet goed meer was als gevolg van de explosies. Is er dan ook wat aan de hand met de fundering? En wie moet dat dan opknappen?” Ongemak
In de maanden na de ramp zijn diverse financiële regelingen getroffen. Zo kunnen mensen die als gevolg van de vuurwerkramp minstens een nacht hun huis uit moesten, een vergoeding van maximaal 2500 gulden krijgen. „Er komt immers een boel ongemak bij kijken als je je huis uit moet”, verklaart Peters. „Het kost nogal wat als je met je gezin in een hotel moet kruipen.” Een categorie gedupeerden waar het IAC zich deze tijd mee bezighoudt, is de groep die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van de ramp. „Nu hebben wij daar als IAC nog geen financiële regeling voor. Een WAO-uitkering komt pas na een jaar ziekte in beeld.” Vliegtuig
Het IAC wil de komende tijd mensen actief benaderen met de vraag of ze hulp nodig hebben. „Er zijn mensen, met name ouderen, die wel recht hebben op vergoedingen, maar daar niet naar vragen. Die mensen willen we in de toekomst bereiken.” Anderzijds moet het IAC hulp niet gaan opdringen, zegt Peters. „Rond de jaarwisseling kregen we brieven van mensen die schreven: Bedankt voor jullie hulp. We proberen het vanaf nu zelf te klaren.” „Nog angstig voor harde geluiden”„Ik denk er nog dagelijks aan. Soms door heel gewone dingen. Zoals vandaag: een stralende dag, iedereen gaat lekker naar buiten. Dan schiet de ramp door je hoofd, want op die dag was het ook schitterend zomerweer.” De ontploffing van de vuurwerkfabriek is niet meer weg te denken uit het leven van de 19-jarige Marieke Bargeman.De Enschedese vertelde een jaar geleden in deze krant hoe zij uit het rampgebied vluchtte met een dochtertje van goede kennissen op haar arm en hoe ze bij de grote knal op het kind ging liggen om het maar te beschermen tegen vallende dakpannen en puin. „Achteraf begin je langzaam te beseffen waar je uit bent gekomen. Achteraf besef je ook pas hoe snel alles gegaan is. Wij zijn vanaf het huis van mijn vriendin een lange straat uit gevlucht, naar ons huis bij de Grolsch-fabriek gerend, daarna door naar buren. Voor mijn gevoel heeft dat een klein kwartier geduurd. Aan de hand van de knallen hebben we uitgerekend dat het zo'n zeventig seconden moet zijn geweest. Onbegrijpelijk.” De ramp ontregelde Mariekes hele leven. De eerste tijd erna was ze erg nerveus. „Nu, tegen de herdenking aan, ben ik weer onrustig.” Angstig is de spontane Enschedese ook nog snel. „Pas nog, bij mijn vriendin. Een kind begon te huilen, de hond blafte en er kwam een vliegtuig over. Dan heb ik het niet meer. Het zijn precies dezelfde geluiden als vorig jaar. Dan wil ik weg.” Een ander voorbeeld: „Ik stond pas met de auto onder een spoorwegviaduct te wachten voor een stoplicht. Voor me een auto, achter met een auto. En juist op dat moment dendert er een trein over de brug en komt de brandweer met sirenes langs. Dan moet ik echt de auto in z'n vrij zetten en het stuur loslaten, anders zou ik er zo tussenuit schieten om weg te komen. Zulke harde geluiden maken me nog angstig.” Om lichamelijk ook alles weer in orde te krijgen, gaat Marieke binnenkort acht weken naar revalidatiecentrum Het Roessingh. „Mijn houding is nog niet goed.” Net als bij vele slachtoffers is ook Mariekes gehoor nog niet zoals het was. „'k Hoor steeds gedreun en gepiep”, vertelt de Enschedese, die het wel jammer vindt dat ze haar kappersvak niet meer kan en mag uitoefenen. „Misschien dat ik iets in de activiteitenbegeleiding ga doen.” Niet op zolder
Het nieuwe huis is voor een deel ingericht met meubels uit het zwaarbeschadigde huis tegenover de Grolsch-fabriek. „Al onze spullen zijn door een bedrijf dat gespecialiseerd is in het behandelen van rook- en roetschade schoon gemaakt. Kasten en de zitmeubels konden we weer gebruiken. Dat is fijn.” Marieke en haar vader en moeder zijn vooral blij dat ze foto's en videobanden uit hun oude huis –dat er overigens nog steeds staat– hebben kunnen halen. Terug naar de wijk rond SE Fireworks wil Marieke niet meer. „Ik ga er nooit meer wonen, heb ik gezegd. Maar ik mis wel de gezelligheid van de wijk. Ik liep vaak bij buren en bij mijn vriendin Marion binnen. Dat gaat nu niet zo gemakkelijk meer. Zeker deze dagen, rond de herdenking, mis ik dat wel”, vertelt de Enschedese, die nu makkelijk over de ramp kan praten. „Ik praat er niet altijd zo gemakkelijk over. Ook dat wisselt met het moment. Soms zeg ik: Nu even niet over de ramp en vijf minuten later doe ik het zelf.” Herdenkingsdienst
Morgen gaat Marieke met haar vriend Bart wel even naar het rampterrein. Tussen de kerkdiensten in de christelijke gereformeerde kerk door. „Er is een speciale route rond het gebied uitgezet. Die wil ik lopen. Ik kan dan rustig voor mijzelf herinneringen ophalen. Dat doe ik liever, dan zo'n grote herdenking bijwonen.” De kerkdienst van morgenavond zal ook in het teken van de ramp staan. Een bijzonder moment voor Marieke. „Sinds de ramp ben ik anders gaan luisteren in de kerk. Je gaat dieper over alles nadenken. Als de dominee iets zegt, betrek ik dat veel meer op mijzelf. Je hebt toch de dood voor ogen gehad.” Er is meer veranderd bij Marieke. „Mijn doen en laten is voor een deel anders geworden. Vooral anderen zien dat. Ik heb ook een sterk verantwoordelijkheidsgevoel gekregen en door deze ramp ben je ook ineens helemaal volwassen. Je hebt zo veel meegemaakt.” „Verwerken via kunst doe ik niet ””Een jaar later” heet de deze week geopende tentoonstelling van het werk van Enschedese kunstenaars die door de vuurwerkramp zijn getroffen. In Galerie Beeld & Aambeeld is werk van de kunstenares Persheng Warzandegan te zien. De bezoeker zal tevergeefs zoeken naar thema's als ”Ontploffing” of ”Dood”. „Nee, ik wil in mijn werk geen verbinding leggen met de ramp. Dat is iets van het verleden. Misschien dat ik het in de toekomst nog eens doe. Nu niet. Ik wil verder.”Persheng Warzandegan is een van de negentig ernstig gedupeerde kunstenaars uit de Enschedese rampwijk. Het huis met haar atelier stond op enkele tientallen meters van de vuurwerkfabriek. Na de klap was er niets meer van over. Zaterdag 13 mei was de Iraans-Koerdische kunstenares (43) samen met haar toen zeventienjarige dochter Sharmineh thuis. „Mijn dochter zat te studeren toen er rond twee uur 's middags allemaal vuurwerk de lucht in ging. Ik was erg onrustig. Ik zei: Zal ik spullen in de auto doen en zullen we dan weggaan? Maar mijn dochter wilde doorwerken. Jij bent altijd bang, zei ze. Ik dacht: Ik moet niet zo negatief denken”, vertelt ze in gebroken Nederlands. „Om kwart over drie nam het geluid zó toe. Ik heb mijn dochter
geroepen. Ik wilde niet dat ze boven bleef zitten. Ik heb haar onder de
trap geduwd. Toen kwamen de grote klappen. Alles kwam naar beneden: stenen,
meubels, delen van de computer. Ik heb het hoofd van mijn dochter beschermd.
Ik dacht: Ik moet mijn ogen openhouden, ik wil zien hoe ik doodga. Van
alles viel er op mij. Ongelooflijk veel pijn. Toen zag ik een muur van
gel door het huis stormen: heel vreemd. Ik begreep niet wat het was, maar
het leek op gel. Nu begrijp ik dat het de drukgolf was die de hele wijk
heeft weggevaagd. Daarachter was alles zwart. Ik dacht toen: Jij bent dom
geweest, je bent gevlucht voor jouw lot uit Iran om hier veilig te zijn,
maar nu overkomt je dit. Nergens is het veilig.”
Na de grote klap is Persheng Warzandegan met haar dochter de straat op gevlucht. „Als in een droom. Er was niemand op straat. En het knalde nog steeds. Ik kneep mezelf voortdurend in de arm. Je gelooft gewoon niet dat zoiets in Nederland kan gebeuren”, zegt Warzandegan, die de ramp erger noemt dan haar vlucht uit Iran destijds: „Dit overvalt je, toen kon je rustig belangrijke spullen opzoeken die je mee wilde nemen.” Ze was er nooit gerust op wat er in haar wijk aan de hand was. Vanaf het begin –1993– dat zij er kwam wonen al niet. „Vanuit ons huis keken we achter op een plein en daar stonden allemaal bunkers, zo groot als een container. Daar kwamen soms mannen in heel speciale ruimtepakken om dingen over te laden. Ik was er niet gerust op. Ik ben naar de woningbouw gegaan en heb gezegd: Ik wil daar niet wonen. Ze zeiden: Mevrouw, u moet geen probleem maken. Gelukkig zijn die bunkers gesloopt na een woningbrand in 1994. Maar de vuurwerkfabriek is er blijven zitten. De gemeente had het altijd over de machinefabriek, maar verder zeiden ze niets. Natuurlijk wisten ze wat daar zat. Zij hebben met onze levens gespeeld”, vertelt Warzandegan. Tot en met 9 juni exposeert ze ook in 't Ulenêst in het Friese Tijnje. Door de vernietigende klap is Warzandegan alles kwijt geraakt. Veel persoonlijk dingen. „Mijn kindertijdfoto's en ook die van mijn kinderen. Mijn ouders hadden vanuit Iran veel foto's aan míj gegeven, omdat ik zo ver weg woonde. Voor mijn zoon en dochter vind ik het heel erg. Ze zijn de helft van hun identiteit hierdoor kwijtgeraakt.” Ook een belangrijk deel van haar –onverzekerde– kunstcollectie van keramiek, beelden, sculpturen, schilderijen en een grote fotocollectie gingen verloren. „Ik had er mijn atelier. Kunstwerken die veel voor mij betekenden, stonden er. Weg! Ik was kort daarvoor naar Japan en Florida geweest voor tentoonstellingen. Een uitnodiging. Ik had daar veel opnamen gemaakt. Die wilde ik gaan gebruiken in workshops die ik geef. Allemaal verbrand! Het doet nog bijna elke morgen pijn.” Geluk is dat een deel van haar collectie op verschillende plaatsen in het land op tentoonstellingen stond. Schaamte
Ondertussen probeert Warzandegan met volle kracht vooruit te gaan. „Ik wil me niet door alle rompslomp van een nieuw huis en door therapie van mijn werk laten houden”, vertelt de kunstenares in haar nieuwe atelier. „Maar soms schaam ik me als ik zeg dat ik blij ben dat ik de ramp heb overleefd. Er waren zoveel andere mensen die het ook hadden willen overleven. Die zijn wel omgekomen. Het is een wonder dat ik er nog ben.” |
![]() |