Binnenland9 mei 2001

„Lange duur van verhoor niet ongeoorloofd”

Arrest Bacchus-zaak in stand

DEN HAAG – De Hoge Raad laat de straffen die het gerechtshof in Den Haag oplegde tegen de broers F. en Z. O in de zogenoemde Bacchus-zaak in stand. Er is geen reden om de veroordelingen te vernietigen, meent het hoogste rechtscollege van Nederland.

Vorig jaar maart legde het hof beide mannen zestien jaar cel op wegens het medeplegen van doodslag op twee meisjes en een poging daartoe. Volgens het hof was vast komen te staan dat F. O. op 10 januari 1999 na een ruzie de schoten met dodelijke gevolgen loste op het muziekcafé Bacchus in Gorinchem.

De 17-jarige Froukje Schuitmaker en de 18-jarige Marianne Roza kwamen hierdoor om het leven. De 18-jarige Inge van Boxtel raakte zwaargewond. Een zwager van de twee broers kreeg negen maanden celstraf opgelegd wegens openlijk geweld. Hij is niet in cassatie gegaan.

F. O. bekende aanvankelijk dat hij de schoten had gelost, maar kwam daar later op terug. Bij het hof hield de man vol dat hij zich niet meer kon herinneren of hij zelf had geschoten. Ook de betrokken portiers van het muziekcafé en andere getuigen konden geen antwoord geven op de vraag wie de dodelijke schoten had afgevuurd.

Druk
Volgens de advocaten van de broers was er dan ook onvoldoende bewijs voor de aanklacht: het medeplegen van moord dan wel doodslag. De raadslieden kondigden meteen na het arrest van het hof aan in cassatie te zullen gaan.

De raadsman van F. O., mr. G. Spong, vindt dat de bekentenissen die zijn cliënt heeft gedaan, onder te grote druk van de politie tot stand zijn gekomen. De Hoge Raad is het daar niet mee eens en deelt het oordeel dat het gerechtshof in Den Haag hierover had.

„Er valt niet af te leiden dat zich op enig moment een situatie heeft voorgedaan waarin de verdachte tegen zijn wil is gedwongen aan het verhoor met de politie mee te werken. De lange duur van het verhoor, het deels nachtelijk tijdstip daarvan, de confrontatie en het spreken met stemverheffing door de politie tegen de verdachte zijn niet als ongeoorloofd te beschouwen.” Het hof wees daarbij op het „zeer ernstige” misdrijf waarvan F. O. werd verdacht.

Kans
Verder hebben de broers volgens de Hoge Raad willens en wetens de kans aanvaard dat de afgevuurde schoten op de deur van Bacchus naast de portiers ook andere personen zouden kunnen raken en dat anderen zouden kunnen worden gedood. Daarom is het opzettelijk doden van de slachtoffers volgens het hoogste rechtscollege wel degelijk bewezen.

Het schietincident in Gorinchem leidde in het hele land tot een golf van verontwaardiging. Mensen liepen massaal mee in een stille tocht ter nagedachtenis van de doodgeschoten meisjes.