Binnenland1 mei 2001

Zondag overleden staatsman had na twee kabinetten het nakijken

Biesheuvel werd geen nieuwe Colijn

Door A. de Jong
DEN HAAG – De verwachtingen van de afgelopen zondag overleden anti-revolutionair Biesheuvel waren hooggespannen. Zo hoog, dat sommigen hem in de jaren zestig typeerden als een nieuwe Colijn, de man die voor de Tweede Wereldoorlog vijf kabinetten leidde. Maar dat viel tegen: bij Biesheuvel hield het na twee korte kabinetten op. Buiten de politiek heeft de ARP'er zich in de jaren daarna nog op veel manieren voor de publieke zaak ingezet.


„De bekwaamheid straalde van hem af”, zei de toenmalige AR-leider Bruins Slot over het aantreden van Biesheuvel in de Tweede Kamer in 1956. Dat de in 1920 in de Haarlemmermeer uit een boerengeslacht geboren Barend Biesheuvel het in de politiek ver zou schoppen, stond voor Bruins Slot bijna vast.

”Mooie Barend” had dan ook veel mee: een rijzige gestalte, een wilskrachtige kaak en een dwingende blik. Daarbij was hij snel van begrip, handig en pragmatisch. Na een rechtenstudie maakte hij carrière in de christelijke boerenorganisatie CBTB, om vervolgens in de politiek terecht te komen.

Daar maakte hij de verwachtingen aanvankelijk geheel waar. In 1963 werd de ARP'er minister van Landbouw en vice-premier in het centrum-rechtse kabinet-Marijnen. Dezelfde functies vervulde hij in het rooms-rode kabinet-Cals, en –na de beruchte nacht van Schmelzer– in het interim-kabinet van zijn partijgenoot Zijlstra.

Na de verkiezingen van 1967 werd Biesheuvel formateur en beoogd premier. Maar toen ontstonden de eerste barstjes in het beeld van „de nieuwe Colijn”. De populaire ARP-voorman haakte af omdat hij als kandidaat-premier geen genoegen wenste te nemen met de kandidaat-ministers die door de coalitiepartners KVP, CHU en VVD naar voren werden geschoven. De KVP'er De Jong bleek minder kieskeurig en had er geen moeite mee dezelfde ploeg wel te gaan leiden.

Schoten
In zijn tijd als fractievoorzitter werd Biesheuvel vooral bekend door zijn pittige kritiek op het eigen kabinet, door PvdA-leider Den Uyl getypeerd als „schoten voor de boeg”, die nooit doel troffen.

In 1971 werd Biesheuvel alsnog premier in een kabinet dat behalve de christelijke partijen en de VVD noodgedwongen ook DS'70 in zich had opgenomen. Dat deze regeringsploeg in 1972 al strandde, had veel te maken met het recalcitrante gedrag van DS'70. Tegelijk is vaak gesteld dat de kortaangebonden Biesheuvel de val van zijn kabinet aan zichzelf te wijten had: hij was onvoldoende bovenpartijdig, probeerde DS'70 een lesje te leren en legde onredelijk hoge bezuinigingen op het bord van juist de DS'70-ministers.

Daarna was het voor de veelbelovende Biesheuvel eigenlijk bekeken. Na een tussenkabinetje in dezelfde samenstelling zonder DS'70, zou hij zelf graag opnieuw premier zijn geworden. Maar de ARP-Tweede-Kamerfractie voelde daar niets voor. Terwijl Biesheuvel de ene dag nog in het openbaar beweerde dat formateur Burger er nooit in zou slagen de ARP bij zijn formatie te betrekken, bleek de andere dag dat de anti-revolutionairen Boersma en De Gaay Fortman zich wel degelijk hadden laten losweken en instapten in het kabinet-Den Uyl. Biesheuvel was ziedend, maar had het nakijken. In 1973 nam hij als kamerlid afscheid van de landspolitiek.

Verdienstelijk
In de galerij der héél groten is Biesheuvel daarom nooit opgenomen, al heeft hij zijn leven na 1973 heel verdienstelijk doorgebracht, tot nut van het algemeen. Hij maakte deel uit van diverse adviescommissies, ook in Europees verband. De laatste daarvan was vorig jaar over de Nederlandse relatie met Aruba. De Nederlandse visserij draait sinds begin jaren negentig volgens het systeem van de zogenaamde ”Biesheuvel-groepen”: regionaal georganiseerde kottervloten die onder een soort zelfbestuur het hun toegemeten deel van het quotum opvissen.

Van een afstand bleef Biesheuvel zich wel degelijk met de politiek bemoeien, in gevraagde en ongevraagde adviezen. Zo pakte hij in mei 1999 uit met stevige kritiek op CDA-leider De Hoop Scheffer, die na de ''nacht van Wiegel” meteen opriep tot nieuwe verkiezingen. De oud-premier vermoedde achter dit advies een overmaat aan politieke gretigheid, een onderwaardering van het landsbelang en een gebrek aan strategisch inzicht.

Geloof
Wat het christelijk geloof voor de gereformeerde Biesheuvel persoonlijk betekende, is maar voor een klein deel bekend. „Over zulke persoonlijke zaken spreek ik liever niet”, zei hij in een interview begin 1999. Wel gaf hij in datzelfde vraaggesprek aan dat hij het jammer vond dat zijn kinderen en kleinkinderen de kerk de rug toekeerden. „Maar het woord afvalligheid neem ik niet in de mond. Op één of andere manier hebben onze kerken de aansluiting met de jeugd gemist. Het lukt ze niet meer mensen te binden, net zo min als het CDA daarin slaagt.”