Binnenland20 april 2001

„Burn-out biedt de kans je af te vragen wat echt belangrijk is”

Bevrijd van een heilig moeten

Hij kende het begrip burn-out, maar deed het af als modeverschijnsel. Toen twee naaste collega's aan de Vrije Universiteit in Amsterdam erdoor getroffen werden, kwam het niet in hem op dat het hemzelf ook wel eens zou kunnen overkomen. In mei 2000 kon dr. J. Stolk zich echter van de ene op de andere dag niet meer concentreren op z'n werk. Hij bleek opgebrand. Bijna een jaar later zit hij in een reïntegratieproces en mag hij twee uur per week z'n gezicht op de VU laten zien. „Ik hoop niet meer in de fout te vervallen m'n werk op de eerste plaats te zetten.”

Door W. M. Bakker

plattekstDr. Stolk, universitair hoofddocent orthopedagogiek, was al diverse malen bij de bedrijfsarts van de VU geweest met vermoeidheidsklachten. Vorig jaar mei –kort daarvoor had hij nog een drukke maand met gastcolleges in Zuid-Afrika gehad– merkte hij voor het eerst dat er meer aan de hand was. „Ik kon me niet langer dan vijf minuten op een tekst concentreren. Als ik iets opschreef, wist ik halverwege de zin niet meer hoe ik begonnen was. Tijdens colleges had ik het idee dat ik op de automatische piloot werkte. Er ontstond steeds meer afstand tussen wat ik deed en hoe ik het beleefde.”

In de jaren ervoor had hij het gevoel dat alles buitengewoon goed ging. Werkweken van ruim 50 uur vormden geen probleem. Behalve met zijn baan aan de VU was Stolk onder meer druk met de eindredactie van de serie christelijke opvoeding van uitgeverij Groen, leverde hij elke veertien dagen een column voor het christelijke gereformeerde weekblad De Wekker en hield hij regelmatig lezingen voor kerken en christelijke organisaties. „Het was een heerlijke tijd. Terugkijkend besef ik dat er toen roofbouw is gepleegd. Ik ging maar door, nam alles op me, want het kon niet op. Ik was bijzonder onrustig.”

Onderhandelen
Van de ene op de andere dag kwam er een eind aan zijn drukbezette bestaan. De bedrijfsarts constateerde burn-out in ernstige mate en zei dat Stolk meteen moest ophouden met werken. „Toen ging ik onderhandelen. Ik zei: Laat me nog twee weken wat afronden. Dat is beter voor m'n gemoedsrust. Na twee dagen ging het al niet meer. Toen zat ik thuis. De eerste periode was afschuwelijk, want de stresshormonen werkten nog volop in m'n lichaam. Ik liep als een getergde leeuw door het huis omdat ik niet meer kon werken.”

Toen Stolk na verloop van tijd tot rust kwam, viel er een enorme druk van hem af. Hij leerde anders tegen de zaken aankijken. Zo staat hij nu „heel kritisch” tegenover het werkklimaat op de VU. „Een afdeling waar werken, werken, werken, presteren en publiceren het hoogste doel is, is onmenselijk.” Hij wijst niet met de beschuldigende vinger naar anderen. „Ik heb er zelf aan bijgedragen, gaf er leiding aan. Altijd had ik het idee: Je moet niet zeuren, je hebt talenten gekregen en die moet je gebruiken. Er zijn al genoeg mensen die de kantjes ervan aflopen. Jij moet werken.”

Nog steeds heeft Stolk elke veertien dagen een gesprek van een uur met een hulpverlener van de bedrijfsgeneeskundige dienst (BGD) die in burn-out is gespecialiseerd. Hij pakt er een lijst met twintig leefregels bij, waaraan hij zich vanaf het begin strikt moest houden. Zo mocht hij het eerste halfjaar geen telefoon opnemen, moest hij activiteiten bedenken die hij leuk vond en die geen stress opriepen. Nog steeds mag hij na acht uur 's avonds niets doen.

Elke dag staat er „kwalitatief wandelen” op het programma. „Ik moet in me opnemen wat er op straat gebeurt. Dat is leerzaam. Ik kende Mijdrecht niet eens, terwijl we er al twaalf jaar wonen. Boodschappen deed ik nooit. Voor het eerst zag ik dat er kinderen op straat spelen en maakte ik een praatje met mensen. Daarvoor holde ik altijd alleen maar van de ene afspraak naar de andere.”

Behandeling
Voor psycholoog drs. J. R. Vreugdenhil, werkzaam op de afdeling volwassenenzorg van Eleos in Amersfoort, is burn-out een speciaal aandachtspunt. Op dit moment heeft ongeveer 10 procent van zijn cliënten ermee te kampen. Bij een grotere groep ziet Vreugdenhil signalen die erop wijzen dat iemand mogelijk op weg is burn-out te raken. Hij definieert het verschijnsel als „een totale uitputting van lichaam en geest als gevolg van jarenlange overbelasting.”

Samen met collega T. Vogelaar verzorgt Vreugdenhil morgen op het CVPPP-congres in Ede een workshop over ”Protocollaire behandeling van een christen met burn-out: valkuilen en kansen”. Als het om het thema van het congres, ”Christelijk en burn-out”, gaat, spreekt de psycholoog allereerst van „een ingewikkelde relatie.” Hij wijst erop dat er te weinig onderzoek naar is gedaan, en wil zichzelf niet aan uitspraken daarover wagen.

Vreugdenhil noemt wel enkele gedachten die hij in het kader van het onderwerp van belang vindt. „Sommige christenen denken: God vraagt van mij opoffering. Of: Ik moet woekeren met m'n talenten en dat betekent dat ik mijn leven lang hard moet werken. Dergelijke interpretaties kunnen in de hand werken dat je niet goed voor jezelf zorgt. Soms blijkt dat eraan te hebben bijgedragen dat iemand helemaal aan de grond zit.”

De hulpverlener onderstreept graag de bijbelse lijnen die een positieve rol kunnen spelen bij het voorkomen of herstellen van burn-out. „Het gebod ”Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” mag ook opgevat worden als: Mijn Schepper roept op tot het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor mijn eigen gezondheid. Ik denk ook aan de woorden van God tot de profeet Elia: „Eet, want de weg zou voor u te veel zijn.” Dat zegt God niet voor niets. Heel praktisch zorgt Hij daar voor hem die aan het eind van z'n krachten is.”

Zingeving
Voor de kortdurende begeleiding –maximaal 25 gesprekken– van cliënten met burn-out gebruikt Vreugdenhil een protocollaire behandeling die algemeen gangbaar is binnen de hulpverlening. Aan de orde komen onder meer klachtenvermindering, werkhervatting, timemanagement en het voorkomen van herhaling van langdurige overbelasting door werk.

Vreugdenhil merkt op dat hij deze behandeling „niet strak en dwangmatig” volgt, maar meer als kapstok gebruikt. Wat hem opvalt, is de afwezigheid van de verticale dimensie. „Het meeste wordt verklaard en aangepakt vanuit de relatie met jezelf en anderen in je omgeving. De afwezigheid van het geestelijke aspect is echt een lacune. Een mens bestaat uit meer dan een biotische, psychische en sociale kant.”

Samen met Vogelaar hoopt Vreugdenhil een bezinning op gang te brengen over de wijze waarop de existentiële dimensie bij de behandeling van christencliënten inhoud kan krijgen. „We denken aan het toevoegen van een module zingeving. De vorm daarvan moet ruimte laten voor toespitsing op de persoonlijke geloofsbeleving van het individu. Wellicht wordt het dusdanig dat het ook interessant is voor hulpverlening in de seculiere setting.”

Bezinning is onlosmakelijk met de behandeling van burn-out verbonden. „Deze ziekte biedt de kans jezelf af te vragen: Waar ben ik mee bezig? Je gaat nadenken over vragen als: Waarom heb ik het zo ver laten komen, wat is er nu echt belangrijk in mijn leven, in relatie tot de mensen om me heen en tot de Schepper?” Vreugdenhil onderstreept het belang van het pastoraat hierbij. „Vragen over het geloof en de zin van je leven kunnen met name bij dit ziektebeeld parten spelen. Personen met pastorale taken kunnen dan tot zegen zijn.”

Werkklimaat
Vreugdenhil is ervan overtuigd dat burn-out de komende jaren in toenemende mate aandacht van hulpverleners zal vragen. „Ik maak me zorgen over het werkklimaat in Nederland. Er komt steeds meer druk te liggen op de werkenden in de maatschappij. Het is duidelijk dat steeds minder mensen dezelfde hoeveelheid werk moeten doen. Dat betekent dat het nóg belangrijker is aan goed timemanagement te doen en aandacht te hebben voor je persoonlijke gezondheidszorg.”

Het kan volgens Vreugdenhil geen kwaad als mensen aan de hand van een eenvoudige test eens kijken of ze een risico op burn-out lopen. Zo'n test is bijvoorbeeld opgenomen in het boek ”Omgaan met burn-out” van psychotherapeute Carien Karsten. „Het is geen boek uit christelijke hoek. Dat betekent dat je af en toe een bril moet opzetten om bepaalde woorden te vertalen naar je eigen christelijke waarden en normen. Verder is het goed bruikbaar.”

Gas terugnemen, is Vreugdenhils eerste advies voor mensen die structureel te hard blijken te werken. „Dat kan heel moeilijk zijn. Je kunt met jezelf afspreken dat je er een maand de tijd voor neemt om dat te leren. Spreek een evaluatiemoment met jezelf af, bijvoorbeeld na vier weken. Als blijkt dat het niet lukt gas terug te nemen, kan een zelfhulpboek je verder helpen. Daarbij moet je duidelijk met jezelf afspreken dat je doet wat er in het boek staat. Als dat niet lukt, kun je via de huisarts naar een hulpverlener gaan.”

Moeilijke keus
De ervaring van Vreugdenhil is dat mensen soms wel beseffen dat ze overbelast zijn, maar te lang wachten voordat ze daaraan conclusies verbinden. „De keuze iets te willen doen aan de problemen die je bij jezelf vaststelt, is cruciaal. Je kunt wel wat sleutelen in de marge, maar als je er niet volledig achter staat, kom je daar niet verder mee. Een dag heeft 24 uur. Je moet je erop bezinnen hoeveel uren je ergens aan wilt besteden en registreren hoe de praktijk eruitziet. Dan blijkt dat vaak niet in balans te zijn.”

De psycholoog herkent het dilemma van iemand die een drukke baan heeft en daarnaast ouderling in de kerk is. Mede vanuit een sterk roepingsbesef is het niet altijd eenvoudig duidelijke grenzen aan het (ambtelijke) werk te stellen. „Toch zul je je moeten afvragen hoeveel uren je aan de kerk wilt besteden. Het kan zijn dat iemand dan tot de conclusie komt: Ik besteed daar meer tijd aan dan in het totaalplaatje dat ik heb, gezond voor me is. Dan sta je even voor een moeilijke keus.”

Vreugdenhil zegt zo iemand dan toch te willen confronteren met de vraag: Hoe lang denk je het vol te houden? En hoe wil je dat je gezondheid er over een jaar uitziet? „Dan verbreed je het perspectief, zet je iemand als het ware op een uitkijktoren. Met het volste respect voor de roeping tot ouderling denk ik toch dat de verantwoordelijkheid voor je gezondheid belangrijker is. Noch jezelf, noch je gezin, noch de gemeente is ermee gediend als je maar doorgaat en uiteindelijk misschien wel drie of vier jaar thuis komt te zitten.”

Grote opluchting
Dr. J. Stolk zit intussen in de reïntegratiefase. Stap voor stap wordt de terugkeer naar zijn werkplek op de VU begeleid. „Ik werk nu twee uur per week. Bij de BGD bespreek ik hoe het gaat, zodat ik niet in de oude fouten verval: te veel werk naar me toetrekken, geen grenzen kunnen stellen aan een gesprek, geen nee kunnen zeggen.” Er zullen naar verwachting nog maanden overheen gaan voordat hij zijn werk weer volledig kan doen. „Ik wil een hoeveelheid taken hebben die ik precies in een 36-urige werkweek kan uitvoeren. Wat ik de afgelopen jaren gehad heb, wil ik nooit meer terugkrijgen.”

Vindt hij het moeilijk afstand te doen van werkzaamheden die hij vroeger graag deed? „Ik ervaar mijn werk sterk als een roeping”, reageert Stolk. „Daar is op zichzelf niets mis mee, want als christenen hebben we allemaal een roeping. Wel ben ik de afgelopen tijd tot de ontdekking gekomen dat ook als je denkt dat je ergens toe geroepen bent, het toch zo kan zijn dat je het in feite doet voor je eigen eer. Dat ligt heel dicht bij elkaar. Als je werk een heilig moeten is, tuig je je eigen ego op met dingen waardoor je zelf iemand wordt. Met het werkklimaat op de VU is niet alles gezegd. Ik raakte verslaafd aan het belangrijk zijn.”

Het was voor Stolk niet alleen een moeilijke constatering. „Het was tegelijk een grote opluchting. De Bijbel zegt dat de waarheid vrij maakt. Ik ben erachter gekomen hoe waar dat is. Dat ik geen grenzen kon stellen, was niet omdat de Heere te veel van mij vroeg, maar omdat ik zelf te veel wilde. De zegen van deze tijd is dat ik er rustig over kan nadenken wat roeping werkelijk is. De Heere verheugt Zich ook in mensen die zich kunnen ontspannen, die rustig in hun gezin zijn, bij de mensen van wie ze houden.”

Heilzame periode
Terwijl de begeleiding door de BGD zich vooral op lichamelijke en psychische aspecten van burn-out richt, verdiept Stolk zich samen met zijn vrouw ook bewust in de geestelijke kant. „Het is belangrijk fysiek te herstellen, het is eveneens belangrijk psychologisch orde op zaken te stellen, want met je persoonlijkheid en karakter kun je jezelf ook voor de voeten lopen. De omslag in mijn ziekteperiode is echter de geestelijke ontdekking geweest: „Gods weg is volmaakt. (...) Hij is een Schild voor allen die op Hem betrouwen” (2 Samuel 22:31). Dat is zó mooi. Ik moest leren niet m'n eigen ideeën volmaakt te vinden, maar Gods weg, en bij Hem te schuilen. Dat deed ik veel te weinig.”

Een vakantie in Zwitserland was wat dat betreft een heilzame periode. „Het boek ”God leren kennen” van J. I. Packer had ik al eens gelezen, maar ik ben het toen in alle rust nog eens gaan lezen en overdenken. Het was net of de bijbelgedeelten die ik erbij las voor het eerst tot me doordrongen. Niet alleen tot m'n verstand, maar ook tot m'n hart. Ik moest tot de ontstellende conclusie komen: Ik heb jarenlang gedacht Gode welgevallig werk te doen –die intentie had ik echt–, maar heb ik de Heere ook gekend? Ik dacht dat ik aardig ver was in de kennis van Gods Woord, maar het leek wel of ik toen pas, toen ik er de rust en de tijd voor had, ging ontdekken wie Hij is en wat het betekent dat Hij een Vader is voor Zijn kinderen.

In de rust ontdek je dat Hij zo veel aan je wil geven. Als je Hem maar niet voor de voeten loopt. Ik hoop dat ik dat de komende tijd kan vasthouden. Ik vraag me veel meer af: Heere, wat wilt U dat ik doen zal? De Heere overvraagt je nooit. Hij wil alles geven, als je als kind aan Zijn voeten zit. Dat is voor mij de grote winst van deze ziekteperiode. Ik heb er iets van ervaren wat het is om naar Hem op te zien.”