Binnenland6 april 2001

Nederland oneerlijk tegen Papoea's

„Nieuw-Guinea lelijk
in de steek gelaten”

GRONINGEN – Wat geschiedkundigen al vermoedden, is nu door historicus H. Meijer van het Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek bevestigd. Nederland heeft bij de dekolonisatie van Indonesië in de jaren zestig Nieuw-Guinea (het huidige Papoea) lelijk in de steek gelaten.


Meijer haalt dat uit vertrouwelijke, diplomatieke documenten uit de periode 1962-1969 die afkomstig zijn uit het privé-archief van de voormalige Nederlandse ambassadeur in Jakarta, Schiff.

De Nederlandse regering beloofde Nieuw-Guinea in 1962 dat het in een eerlijk referendum mocht kiezen voor onafhankelijkheid óf voor aansluiting bij de republiek Indonesië. De volksraadpleging was vastgelegd in een akkoord tussen Nederland en Indonesië.

In 1969 kwam eindelijk de toegezegde volksraadpleging, maar die was bepaald niet eerlijk. Een groep van 1026 door Indonesië geselecteerde Papoea-kiesmannen stemde namens 800.000 Papoea's voor aansluiting bij de republiek.

„In de tussenliggende jaren heeft Nederland geen moeite gedaan om de belofte aan de Papoea's waar te maken”, zegt Meijer. „Een goede verstandhouding met Indonesië was belangrijker. De republiek kreeg alle ruimte het referendum naar eigen hand te zetten. Nederland wist het en maakte zich er niet meer druk over.”

Veelzeggend is een passage in de notulen van de ministerraad van februari 1969. Daarin zegt toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Luns onomwonden: „Indien de Papoea's de vrije keuze zouden hebben, is het wel zeker dat ze tegen Indonesië zouden stemmen. Het enige wat Nederland kan doen is trachten Indonesië te bewegen een min of meer aanvaardbare schijn van een echte volksraadpleging op te bouwen.”

Nederland speelde een „dubbelhartige rol”, zegt Meijer, „De Papoea's kunnen met recht zeggen dat Nederland hen in de steek heeft gelaten. In de documenten gaat het vaak genoeg over vertrouwelijke onderonsjes met Indonesië waarin Nederland aangeeft een oogje dicht te knijpen bij het verloop van het referendum.”

Pijnlijk
Meijer, die gespecialiseerd is in postkoloniale betrekkingen, heeft het onderzoek op eigen initiatief gedaan. Hij is met zijn bevindingen het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING) voor. Dat heeft vorig jaar van de Nederlandse regering opdracht gekregen een historisch onderzoek te doen naar de gang van zaken rond Nederlands Nieuw-Guinea. Het onderzoek moet uiterlijk in december 2003 klaar zijn.