Binnenland31 maart 2001

„Voortdurende beschuldigingen
die mij treffen, acht ik ongegrond”

Hieronder volgt de letterlijke tekst van de verklaring van Jorge Zorreguieta.

„Ik acht het noodzakelijk een verklaring af te leggen over mijn deelname in de militaire regering van april 1976 tot en met maart 1981, ter verduidelijking van mijn positie aan het Nederlandse volk. Tot dusver heb ik gezwegen omdat ik ervan uitging dat deze kwestie het privé-leven van mijn dochter Máxima betrof en omdat zij en de Prins mij daarom hebben verzocht. De voortdurende beschuldigingen die zowel mij als mijn gezin treffen en die ik ongegrond acht, noodzaken mij het volgende te verklaren:

1. De situatie in Argentinië in maart 1976 ten tijde van de regering van Isabel Perón was er een van economische, sociale en politieke chaos. De politieke partijen, vakbonden, het bedrijfsleven en de publieke opinie waren het erover eens dat de strijdkrachten de orde in ons land moesten herstellen om een stabiele en vreedzame democratie te bewerkstelligen.

2. In een land als Argentinië, waar landbouw zeer belangrijk is voor de economie, was het van vitaal belang de sector te herstellen na jaren van ernstige verwaarlozing door voorgaande regeringen. Aangezien het land aan het begin van 1976 uiteen dreigde te vallen, kon ik mijn medewerking niet weigeren en aanvaardde de functie van ondersecretaris in april 1976, en in 1979 die van staatssecretaris van Landbouw.

Ik moet erop wijzen dat het landbouwdepartement, in tegenstelling tot in andere landen, en hoe vreemd het misschien ook lijkt, een technische afdeling was die viel onder het ministerie van Economische Zaken en geen toegang had tot de vergaderingen van de raad van ministers.

3. De positie werd mij in 1976 aangeboden vanwege het feit dat ik gedurende 16 jaar inmiddels verschillende bestuursfuncties binnen de landbouwsector had bekleed, waaronder het voorzitterschap van de coördinerende commissie van landbouworganisaties (waarin diverse gewassen en regio's vertegenwoordigd zijn) en het voorzitterschap van de centrale commissie van landbouwcoöperaties en overige algemene plattelandsorganisaties.

4. Vanaf 1969 namen subversieve acties in de vorm van terroristische aanslagen toe. Zij werden hoofdzakelijk uitgevoerd door groepen Montoneros en het ERP (Revolutionair Volksfront) op militaire bases, politiebureaus en dorpen in de provincie Tucum'an. De campagne van de strijdkrachten tegen deze subversieve groepen was al voor 1976 begonnen in opdracht van de toenmalige constitutionele president Isabel Perón.

5. Binnen het landbouwdepartement was men niet op de hoogte van de aard van de onderdrukking. Aangezien het leger opereerde in onafhankelijke eenheden in de strijd tegen de guerilla's, die eveneens in onafhankelijke cellen waren georganiseerd, was informatie over de acties militair geheim, waartoe wij geen toegang hadden. Tijdens mijn verschillende buitenlandse reizen –de VN-Graanconferentie 1977-1979, officiële bezoeken aan het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, België, Oostenrijk en Italië– kreeg ik bovendien van niemand klachten of opmerkingen over de schendingen van de mensenrechten in Argentinië. Functionarissen, onder wie ikzelf, en hun gezinnen kregen echter wel te maken met dreigementen en aanslagen. Deze vormden een constante bron van onzekerheid en angst in onze huizen.

6. Vanaf 1984 raakten de excessen die in die periode van onderdrukking plaatsvonden bekend. Ik verwerp ze volstrekt, want ik vind elk geval van ontvoering, moord of marteling onaanvaardbaar. Tot op de dag van vandaag doet het mij intens pijn dat tijdens de ambtstermijn van de regering waarvan ik deel heb uitgemaakt dergelijke mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden.

7. In de jaren die sindsdien zijn verstreken, heb ik steeds deelgenomen aan het democratische leven in mijn land, samengewerkt met het parlement en met diverse niveaus van de uitvoerende macht onder de constitutionele regeringen onder leiding van de presidenten Alfonsín, Menem en De la Rúa. Mij is nooit verweten dat ik een technische taak heb vervuld ten behoeve van de landbouw van ons land in zo'n moeilijke tijd. Ik zou willen toevoegen dat ik in 1983, met de uitdrukkelijke steun van de EEG, ben benoemd tot Voorzitter van de VN-Suikerconferentie 1983-1984. Voorts werden mijn landgenoten die onder dezelfde regering hadden gediend later parlementariër, minister of ambtenaar bij democratische regeringen.

8. Ik geloof in democratie en mensenrechten, beginselen waaraan ik sterk hecht en waarmee ik mijn kinderen heb opgevoed.

9. Samengevat: ik heb te goeder trouw gehandeld en mijn leven en dat van mijn gezin gewaagd om een specifieke taak op het gebied van landbouw te vervullen, die geen enkel verband had met de onderdrukking die in die tijd plaatsvond.

10. Zoals voor elke vader zou het voor mij van het grootste gewicht zijn om mijn dochter te begeleiden bij haar bruiloft. Contacten met de Nederlandse regering hebben bij mij evenwel tot de conclusie geleid dat controverses over mijn aanwezigheid bij de bruiloft een negatieve invloed zou kunnen hebben op de toekomstige rol en positie van mijn dochter als lid van het Koninklijk Huis van Nederland. Op grond hiervan ben ik bereid niet aanwezig te zijn bij de bruiloft.”